Vergeet het eiland niet

(Plomari)

Woeste toppen schuimen op het land toe, terwijl Turkse bergen – half verscholen in de schaduw van een zon die het laat afweten – de tanden bloot grijnzen. Het loodgrijze water verbergt tragedies, maar heeft zijn majesteitelijk aanzien niet verloren. Net zoals het eiland, dat het afgelopen jaar het wereldnieuws over zich heen kreeg rollen.

Dramatische taferelen en het verdriet van zoveel mensen creëerden een tranendal zo diep als de berg van reddingsvesten hoog is. Maar hoger nog torenen de groene bergen van Lesvos boven dit alles uit, want de geschiedenis is gelijk een ruwe zee met golven die rijzen en dalen. Het eiland kan jarenlang putten uit verhalen waarin de mens zowel een duivels- als een heldenrol kreeg toebedeeld. 

Wegen en paden snijden dwars door een wild woekerende natuur, genoeg ellende bedekkend die zelfs door de eilanders allang is vergeten. Als argeloze bezoeker kun je je bij elke steen afvragen wat deze heeft beleefd in zijn eeuwenlange leven. Maar de natuur is een meester in het met een groene mantel bedekken van wat ooit was, net zoals de zee haar wateren blijft opstuwen totdat alle angsttranen zijn opgegaan in het dansende ritme van voortklotsende golven.

Het eiland van mooie woorden breiende Sappho haast zich niet zijn toekomst in, noch huilt het om zijn verdronken doden. Eens bruut in vorm gegoten door vuurspuwende landmassa’s, daagt het zijn bezoekers uit tot een gevoel van nietigheid. Het straalt een stukje eeuwig leven uit en is halsstarrig in zijn tradities, wars van de moderne tijd. 

Hoezeer oorlogen in Verweggistan ook vluchtelingen naar Lesvos drijven waardoor zijn noord- en oostkusten op wereldwijde netvliezen staan gekrast, het overgrote deel van het eiland hult zich in een hardnekkig dagelijks leven. Mannen slaan olijfbomen leeg, sjokken achter hun schapen aan of zitten in kafenions kranten uit te pluizen op nieuws dat niet ver van hun voordeur plaatsvindt. Vrouwen schillen, snijden en koken, en toveren in scharminkelachtige keukentjes de meest heerlijke godenspijzen. 

Tussen de vele dorpen die het eiland rijk is, buigen toppen van bomen eerbiedig hun kruinen voor de windgoden, tegelijkertijd smiespelend over paddenstoelen en wilde aardbeien die de verzamelaars over het hoofd hebben gezien, of over brutale anemoontjes en zoetgeurende narcissen die al vóór de kerst hebben besloten het licht te willen zien, een teken dat de jonge lente aan de arm van vadertje winter haar intrede wil doen.

Zoet water uit vele pruttelende bronnen baant zich een weg naar watervallen, malsgroene weiden en jerrycans. Heilige kerkjes zijn aangesteld als hun bewakers, maar ook voor andere doelen, zoals het eren van wonderen verrichtende heiligen. De wortels van het geloof gaan zo diep als de Lesvoriaanse, borrelende ingewanden, daar waar de bron ontspringt.

In het zuiden en westen trekken talrijke stranden eenzaam een sprint langs de zee, onbekend bij zovele toeristen die menen dat het summum van een vakantie in het noorden ligt. Als een middeleeuwse koningin torent Molyvos boven haar door schipbreukelingen geteisterde kusten, maar het piepkleine Sigri aan wier westelijke vloedlijnen slechts echte zeemannen verschijnen, straalt wit en onschuldig als een lieflijke prinses. Gelijk een gouddelver ontbloot de woeste wind daar in de aarde slapende schatten, die door de geologen enkel maar hoeven te worden wakker gekust om hun door eeuwen gevormde schoonheid te onthullen. 

Steile pieken van uitgebluste vulkanische toppen vormen de majestueuze entree van Erèsos en daar waar Skala Erèsoe de zee ontmoet, raken de lippen van vrouwen elkaar. Als een Venus herrees hier Sappho uit de aarde, nog steeds aanbeden in vele barretjes en cafés waar avonden vol kleurige cocktails de tongen en harten laten zingen.

Daar waar kromgebogen dennen het zeeschuim kussen, strekt zich de zandbak van Vatera uit, zó lang dat je moeilijk kunt zeggen dat toeristen het strand over het hoofd kunnen zien. Grootse, lege zandvlaktes bespikkeld met door de zee gepolijste stenen bieden een verrassende eenzaamheid en het luchtige graffiti museum krijg je er gratis bij.

Hoog in de bergen verrijkt een kleine bron zich met steeds meer water en krult zich als een ongeduldige rivier door een groene tunnel van bomen, struiken en vergane watermolens naar zee, een prinselijk stadje in tweeën klievend; Plomari, tegen steile hellingen opgroeiend, wordt getekend door klimmende en dalende trappetjes en straatjes. Vergane glorie heerst er naast levendige terrassen aan de haven, uitkijkend over een zuidelijke zee die slechts een enkele keer een vluchteling omarmt.

De longen van het eiland – de baaien van Jèra en Kalloni – trekken kilometerslange grillige kustlijnen, onbezoedeld door rubberboten en zwemvesten, en beheren zoutpannen vol roze flamingo’s, kwekkende pelikanen en tal van ander zwemmend gevogelte. Daar waar het zoete en zoute water hand in hand gaan en iets verderop, verbergen zich verbluffende, aquamarijne, eenzame baaitjes en bosrijke strandjes.

In het noorden van deze Egeïsche parel waken Molyvos en Skala Sykaminia als vurige draken over de veiligheid van gestrande vreemdelingen. Het grootste deel van Lesvos strekt zich echter eindeloos en onverstoord uit naar het westen en het zuiden, waar de geschiedenis nog ligt te slapen en waar zowel een vluchteling als een toerist nog stof tot praten geven in rokerige kafenions. Lesvos is oneindig veel meer dan een eiland dat vluchtelingen opvangt. Vergeet het eiland niet.

Ik wens iedereen een vredig, beter, hulpvaardig, mededogend, gezond en gelukkig nieuwjaar.