Drakenkinderen

Heel lang geleden maakte Lesvos deel uit van het Aziatische plat en zat dus vast aan het continent. Het was de tijd dat er nog grote zoogdieren rondbanjerden, angstaanjagend als draken, zoals een soort mammoet en reuzeschildpadden. Blij dat ik nu leef en niet toen, want stel je voor dat je tijdens een heerlijke wandeling door de fraaie natuur opeens oog in oog komt te staan met een reusachtige, briesende olifant met lange haren en enorme slagtanden!

Een draak is in feite een hele grote, meestal vliegende hagedis en ook die zie ik liever klein dan vuurspuwend en groot. Maar hoe zit het met deze legendarische dieren? Er is geen museum in de wereld dat een echt skelet van een draak kan tentoonstellen. Behoren ze uitsluitend tot de fantasiewereld, zoals ook de Griekse mythologie er een aantal kent? Die lijken echter meer op monstergrote slangen. Je had Python in Delphi, die door Apollo moest worden verslagen, de slang van Colchis kwam voor rekening van Jason om het Gouden Vlies te bemachtigen, het doden van Lernaean Hydra – de waterslangdraak met 5 tot 100 koppen – behoorde tot de twaalf werken van Herakles, en je had de Zonnedraken die als slangen het voertuig van Medea door de hemel trokken.

Dat Grieken draken als monsterslangen zagen is niet zo gek: er leven hier hagedissen die meer weg hebben van een slang dan van een wezen met vier klauwen. Bijvoorbeeld de Europese glasslang (Pseudopus apodus), een hagedis zonder poten, die tot de familie der hazelwormen behoort. Bij de naam worm denk ik aan van die wriemelende kleine slangetjes, maar deze pootloze hagedis kan bijna anderhalve meter lang worden. Geen paniek dus wanneer je zo’n angstaanjagende, licht- tot donkerbruine slang tegenkomt: deze uit de kluiten gewassen worm eet alleen insecten en spinnen.

Wanneer je een insectenvrij huis wilt, zijn hagedissen dus eigenlijk heel nuttig. Niet dat ik zo’n grote hazelworm in huis zou willen hebben. Stel je voor! Ook al weet ik dat ze totaal ongevaarlijk zijn, het is toch telkens schrikken wanneer ik er eentje tegenkom.

Binnen in huis heb ik van die piepkleine, schattige gekko’s, ook al een soort behorend tot de hagedissen. Soms zijn ze volledig doorzichtig, of roze, en ze zien er uit alsof ze zó uit een sprookjesboek zijn weggekropen. Maar voordat je ze zelfs maar gedag hebt kunnen zeggen, zijn ze alweer verdwenen achter een stoffige plint of een kier in de muur, die je voorheen nooit had opgemerkt. Het zijn als het ware onzichtbare huisdieren, die korte metten maken met bloeddorstige muggen en enge spinnen, ook al vraag ik me af of deze onschuldig uitziende, piepkleine diertjes groot genoeg zijn om die joekels van spinnen die soms door de huiskamer racen, te kunnen doden en oppeuzelen.

Tijdens mijn dagelijkse honden-uitlaat-wandeling kom ik langs een rotspartij waar Hardoens leven, een naam die totaal niet bij het beestje past. Ik hou dan liever hun Latijnse naam aan: Stellagama stellio; of een van de Engelse namen: star lizard, of – beter nog – painted dragon. Zelfs de Griekse naam klinkt beter dan de Nederlandse naam: kourkoutavlos.

Deze geverfde draken hebben een donkere rotskleur en zijn makkelijk te herkennen aan hun diamantvormige vlekken op de rug. Ik ben gefascineerd geraakt door hun prehistorische, stekelige uiterlijk – echte drakenkinderen – en kan het niet laten ze vriendelijk gedag te zeggen. In tegenstelling tot een gekko blijven ze voor een spleet in de rotsen ademloos en doodstil zitten, klaar om onmiddellijk het hazenpad te kiezen. Eerst dacht ik dat elke sterhagedis z’n eigen rotswoninkje had, achter een donkere kier onder de steenblokken. Maar elke dag lijken ze van plaats te hebben gewisseld: dan zit de kleine voor de grote spleet, een grote voor de kleine opening, of een andere fors gebouwde voor de scheve kier. Er is slechts één onderkomen dat permanent bewaakt lijkt te worden en dat wakkert onmiddellijk de fantasie aan: zouden ze een grot van Ali Baba verbergen?

Door hun schutkleuren zijn ze niet altijd makkelijk te detecteren, maar wanneer je ze eenmaal in het vizier hebt, is het leuk om een spelletje met ze te doen: wie kijkt er het eerste weg? Je hoeft maar één beweging te maken en je hebt gewonnen. De zwarte kraaloogjes nemen elke beweging op en zien je als een reus met kwade bedoelingen. Maar wat zou ik met een hagedis moeten? Ik heb genoeg onzichtbare gekko’s in huis. Dus staar ik ze doodstil net zolang aan, tot de hond er genoeg van heeft, blaft, voor een auto gaat liggen of keihard er vandoor gaat, zodat de magie tussen mij en de hagedis wordt verbroken.

Volgens de overleveringen waren de meeste draken – in tegenstelling tot gekko’s en hagedissen – geen lieverdjes. Lang na de prehistorie, toen vulkaanuitbarstingen en andere rampen een einde maakten aan al die legendarisch reusachtige dieren en Lesvos al een eiland was, bespikkeld met dorpen die nu nog bestaan, woonde er een draak op Lesvos. Geen Griekse slangendraak, maar een echte, op poten. Het kan ook zijn dat het een bloeddorstige rover was, die vee en kinderen stal en daarom door de doodsbange dorpelingen een draak werd genoemd. Deze draak woonde bij het ravijn Dèmonolanka, waar een voetpad doorheen liep van Aya Paraskevi naar Mandamados. Als een gigantische hagedis banjerde hij over rotspartijen, en waar hij zijn poten neerzette, veroorzaakte hij menige aardbeving. Toen hij zwanger meende te zijn en moest baren, zette hij zijn ene poot op de ene kant van het ravijn en de andere poot op de andere kant. Maar door het eten van zoveel lammetjes, bokjes en kinderen was hij zó zwaar, dat hij doorzakte. Hij stiet een ijselijke schreeuw uit die het hele eiland deed schudden, en sloeg te pletter op de rotsen.

Hoeveel archeologen ook opgravingen doen en vondsten uitpuzzelen, er zullen altijd mysteries blijven over onze wonderlijke natuur. Legendes zijn er om die onbegrijpelijke dingen uit te leggen. Het verhaal over de Draak van Dèmonolanka zou er zomaar eentje kunnen zijn over de oorsprong van alle hagedissen hier op het eiland: deze drakenkinderen zullen nooit meer groter worden, omdat hun moeder te pletter sloeg in een ravijn.