Feestkalender

In de oudheid werd er in Griekenland met oudjaar niet de hele nacht gekaart om het geluk af te roepen, werd er niet met granaatappels gesmeten op nieuwjaarsmorgen, liep men niet zwijgend met wat water van een heilige bron naar huis, werd er geen cake gegeten waarin een muntje was verstopt waarop je een tand kon breken, kwam Ayos Vasilis niet de kinderen groeten, noch kregen die cadeautjes. Sterker nog: in de oudheid bestond er geen jaarwisseling zoals wij die nu vieren.

In die tijd hadden ze wel kalenders, maar die waren meer om seizoenen te vieren en goden te eren. Bovendien hadden alle stadstaatjes die toen in het Helleense gebied de dienst uitmaakten, een eigen kalender. Toch kon men in de oudheid best wel de beest uithangen: er waren talloze festivals waar werd gedanst, gezongen, gesport, offers gebracht en waar werd gegeten en gedronken. Niet om het geluk te vangen voor een komend jaar, maar om een van de goden te danken voor bijvoorbeeld een goede oogst, of om zijn boosheid af te wenden.

Ooit presenteerde de stad Eleftherae een houten beeld van Dionysos aan de stad Athene om te benadrukken dat ze niet langer bij de regio Boiotia wilde behoren maar die van Attica, net als Athene. Misschien had de beeltenis een te grote piemel, maar in ieder geval wilde Athene het beeld niet hebben, waarop een vreselijk besmettelijke ziekte uitbrak die het mannelijk lid aantastte. Athene wist niet hoe snel ze optochten moest organiseren, waarin grote fallussen, kruiken wijn en het houten beeld werden rondgedragen om Dionysos te sussen. Later werden er populaire competities gehouden met toneelstukken, bekend onder de naam Lenaia. En ook werd het rijpen van de wijn in het begin van de lente uitbundig gevierd, met onder andere drinkwedstrijden. Alles ter ere van die wispelturige zuiplap Dionysos.

Misschien kwamen deze Dionysia feesten wel het dichtst in de buurt van de jaarwisseling zoals wij die kennen. De hele rits festiviteiten vielen in de maanden Poseideon, Gamèlion, Anthestèrion en Elafèbolion van de Atheense kalender (ongeveer corresponderend met de maanden december tot en met april van de Gregoriaanse kalender). 

De Atheners vierden het nieuwe jaar midden in de zomer, tijdens Hekatombaion (juli/augustus), aangegeven door de langste dag van het jaar en het einde van de graanoogst. De grootste festiviteiten vonden plaats onder de naam Panathenaia, met processies, offerfeesten en muziekfestivals, waaraan iedereen mocht deelnemen, behalve slaven. Op het fries van het Parthenon in Athene was te bewonderen hoe groots zo’n processie eruitzag: veel ruiters te paard en de Olympische goden die toekeken. De betreffende stukken zijn deels in het Akropolis museum in Athene te zien, deels elders in de wereld.

De Romeinse keizer Julius Ceasar werd gek van al die plaatselijke festiviteiten en verschillende data en installeerde de Juliaanse kalender die later werd vervangen door de Gregoriaanse kalender. Maar de Grieks Orthodoxe kerk bleef bij de Juliaanse kalender, de reden dat twee van de drie keer orthodox Pasen niet samenvalt met katholiek/protestants Pasen. Gelukkig volgen alleen de orthodoxe priesters en monniken die kalender en hanteert de rest van de Grieken – zoals praktisch de rest van de wereld – de Gregoriaanse kalender. Anders zou het een mooi soepzooitje zijn. 

De drie koningen zijn echter verdwaald in Griekenland, want op Epifanie, 6 januari, worden in Griekenland deze wijzen niet in het zonnetje gezet, maar wordt herdacht dat Jezus werd gedoopt. Daarom zijn de orthodoxe priesters die dag druk met het zegenen van de zee, rivieren en meren. Ze sporen ook jongelingen aan om een duik in het koude water te nemen en te zoeken naar het kruis dat ze er met opzet in gegooid hebben. 

En dan is het weer wachten op het carnaval, dat in Griekenland plaatsvindt volgens de berekeningen van de orthodoxe kerk. Op Lesvos wordt tijdens carnaval vooral de politiek gehekeld, zoals met theaterstukken in Ayasos. In andere delen van Griekenland heerst nog altijd een beetje angst voor de feestgod Dionysos en loopt men met enorme fallussen te leuren, zoals ooit de Atheners deden. 

Maar eerst wordt er tijdens nieuwjaar op Lesvos stevig gekaart om geluk te vergaren, zullen er granaatappels op de drempels van huizen kapot worden geslagen, wordt brood of cake – met een muntje erin verstopt – verorberd en zullen er zwijgende gedaanten door de straten lopen met een bakje heilig water. Ik geloof niet zo in kaartgeluk, daarvoor verlies ik te vaak. En eigenlijk vind ik het zonde van zo’n heerlijke granaatappel om die kapot te gooien. Net zoals ik liever mijn tanden niet meer zet in zo’n nieuwjaarsbaksel, bang om er een kapot te bijten op het verstopte muntje. En geloof in het heilige water is ook al niet aan mij besteed. Maar ik geloof wel in een nieuw jaar: nieuwe kansen, nieuw geluk.

Gelukkig nieuwjaar!