Pottenkijkersland

Zullen goedkopere luchtvaartmaatschappijen het eiland kunnen veranderen? Het enige wat ik hoop, is dat de Lesvorianen geen Rhodos, Kos of Korfoe van Lesvos willen maken. Ze moeten trots zijn op hun eiland zoals het is: rijk aan een schitterende natuur, zoals je zelden aantreft op een Grieks eiland. 

Lesvos is heel groot en eventuele projectontwikkelaars zullen er een hele klus aan hebben om het gehele eiland vol te plempen met hotels en toeristendorpen, zoals op Rhodos of op het Spaanse eiland Mallorca, waar de vele bebouwingen prachtige natuur hebben verdrongen. Wil je daar een overgebleven mooi, groen stukje eiland zien, dan zul je er in een file heen moeten rijden (op Mallorca dan). Zo ver zal het op Lesvos toch nooit komen, mag ik hopen?  

Het toerisme zal zich het meest concentreren in het noorden, rond het middeleeuwse stadje Molyvos, dé grootste trekpleister van het eiland. Maar Lesvos heeft heel veel meer bijzondere plekken, die zelfs door veel doorgewinterde repeaters nog nauwelijks zijn ontdekt.

Zo is er een gebied net even onder Mandamados, waar je het dorp Aspropotamos en de gehuchten Ayos Stefanos (bekend om zijn oude, vroegchristelijke basiliek) en Palios vindt. Er is in die streek veel verloren gegaan aan archeologische schatten, zodat historici niet zeker weten wat er eeuwen geleden allemaal in deze regio te doen was.

Vroeger was men zich niet altijd bewust van de historische waarde van allerlei ruïnes. Men kon er waarschijnlijk zelfs niet eens van dromen dat er nu vreemdelingen het eiland aandoen om bouwvallige burchten en oude huizen te bewonderen. Dus werden niet alleen de stenen van oude kastelen en tempels gebruikt om nieuwe huizen te bouwen, maar men hielp ook de zeldzame reizigers aan onbegrijpelijke inscripties en andere oudheidkundige schatten. Maar gelukkig niet iedereen deed dat.

In 1852 werd Thomas Newton als Britse consul naar Mytilini gestuurd. Hij had een grote interesse in archeologie en was ook verbonden aan het British Museum. Naast zijn consulaire werk stroopte hij het eiland af op zoek naar museumstukken. Toen Newton de basiliek in Ayos Stefanos bezocht, was het dak al een tijdje geleden ingestort. In de kerk vond hij een grote steen met interessante inscripties. Hij vroeg een nieuwsgierige boer of hij de steen mocht hebben, en die antwoordde hem dat hij alles mocht meenemen wat hij wilde. Toen hij een stel ossen had geregeld om de steen te vervoeren, kwam echter de Turkse aga van het district voorbij, die hij waarschijnlijk wat geld moest toestoppen. Vervolgens kwam een Griekse vrouw – aan wie het land behoorde – die pontificaal op de steen ging zitten en als een furie tekeerging, omdat hij de steen niet mocht meenemen. Ze stak wierook aan om de kerk te reinigen van de aanwezigheid van Newton en maakte het hem onmogelijk de steen weg te slepen.*

Voor de Engelsen en andere buitenlanders was het in die tijd heel normaal om archeologische schatten ‘veilig te stellen’ voor hun musea. De grootste roof uit die tijd geschiedde in Athene, waar de toenmalige Lord Elgin, de Britse ambassadeur van het Ottomaanse Rijk (waaronder Griekenland in die tijd nog viel), tussen 1801 en 1804 het fries van het Parthenon (bekend als de Elgin marbles) liet verwijderen om het later te verkopen aan het British Museum. Er waren in die tijd ook mensen die niet zomaar hun geschiedenis onder hun neus vandaan lieten jatten. De steen die Newton wilde meenemen, siert misschien nog altijd de kleine basiliek in Ayos Stefanos (er is bijvoorbeeld nog altijd een steen met Romeinse inscripties te vinden), en alweer een hele tijd geleden hebben streekbewoners de kerk een nieuw dak gegeven.

Wanneer je verder richting Palios reist, kun je in het gebied van Kafkares bij de mond van een rivier nog resten van een kasteel vinden. Hier moet ooit een niet al te kleine nederzetting hebben gelegen, getuige de resten van huizen, bewerkte stenen en veel eeuwenoude potscherven. Waarschijnlijk had het een levendige haven, van waaruit kruiken vol wijn en olie werden vervoerd. 

Even verder, vlakbij Palios en zijn bijzonder idyllische haventje, liggen in het ruige landschap uit steen gehouwen, oude graven. Ook Palios – dat nu bestaat uit een paar huizen – moet ooit meer leven hebben gekend. Tot 1922 kwamen hier de bedevaarders uit Ayvalik aan, die een bezoek wilden brengen aan het beroemde Taxiarchis klooster van Mandamados, dat een portret van de aartsengel Michael bezit dat wonderen verricht. 

Vroeger ging het vervoer van goederen zoals olie en wijn per kruik. Die kruiken werden door pottenbakkers gemaakt, en vooral dit gebied onder Mandamados moet eens bevolkt zijn geweest door talloze pottenbakkers, want je vindt er veel ingestorte huizen met een pottenbakkersoven. Het aardewerk uit deze streek én uit Ayasos was zelfs beroemd in heel Griekenland.

In Ayos Stefanos woont een pottenbakker, die nog geheel op oude wijze traditioneel aardewerk maakt. De klei haalt hij uit de grond en wordt op de weg door auto’s uitgereden. Dit gedeelte van het proces is natuurlijk niet volgens de traditionele methode, omdat er vroeger geen auto’s bestonden: toen werd de taaie klei gekneed door ellebogen- en voetenwerk, een uiterst vermoeiende bezigheid om haar soepel te krijgen. Nu rijdt men dus over de klei, die later in water wordt gelegd zodat ze kan worden gezeefd en waaraan een poeder wordt toegevoegd dat de klei elastisch maakt. Het maken en bakken van de voorwerpen geschiedt nog wel geheel zoals vroeger: met de hand vormgegeven, gedroogd onder de zon en gebakken in traditionele houtovens. 

Wanneer je dit pottenbakkersland verkent, zullen de vele kleine waterpoelen opvallen, waar zich nu vogels en libellen hebben gevestigd. Die zijn allemaal ontstaan doordat daar de klei werd uitgegraven voor potten, kruiken en borden. Met kleine strandjes aan een kristalheldere zee, vogels, insecten, wilde lavendel, verborgen orchideeën en oude ruïnes, is dit een prachtig wandelgebied vol verrassingen. Of de vele, daar vrij ronddwalende koeien ook een rol in de geschiedenis van de pottenbakkerij spelen, weet ik eerlijk gezegd niet zo zeker… Wel zie ik er niet snel een groot hotelcomplex verrijzen; daar zijn de stranden te klein voor en het landschap te wild. 

*Uit: The British Consular Service in the Aegean and the Collection of Antiquities van Lucia Patrizio Gunnin