Steekmosselenkerkhof

De vastentijd is ingegaan en dat wil zeggen dat de Grieken het liefst geen vlees eten, noch vis die bloedvaten bevat. Ze storten zich massaal op groenten en schelpdieren. De twee longen van het eiland Lesvos, de Golf van Kalloni en die van Jèra, zijn gezegend met een bonte bevolking aan schelpdieren: oesters, mosselen, venusschelpen en nog vele andere. Dat zijn de kleintjes, want in de modderige bodem steken ook monsterachtig grote schelpen: de steekmossel (Pinna nobilis), die tot een meter kan groeien, waarvoor ze dan wel twintig jaar nodig hebben.

Ik ben gek op schelpdieren, maar ik eet ze het liefst gekookt, in tegenstelling tot de Grieken, die behalve oesters ook andere schelpdieren rauw uit de schelp in de mond gieten, uiteraard met wat druppeltjes citroensap, dat over bijna al het eten gaat. Wanneer je zulke grote schelpen ziet, vraag je je als smulpaap af hoe groot het dier is die de schelp heeft gevormd, en hoe dat zou smaken. Ze zullen vast tot de top vijf van lekkerste schelpdieren behoren, maar helaas, het is een bedreigde diersoort die je dus niet mag verzamelen om te eten. Ook al struikel je over deze schelpen op vele stranden langs de baai van Kalloni,ze worden beschouwd als een zeldzame en uitstervende soort.

Vorig jaar kregen we pinna-balletjes geserveerd in een restaurant. Volgens de kok gemaakt met die verboden-te-verzamelen schelpdieren (maar dat had net zo goed van andere schelpdieren kunnen zijn geweest). De smaak viel wat tegen, zeker na een portie Jacobsschelpen, dus zal ik in het vervolg niet meer vragen naar pinna-balletjes, om de eetcultuur ervan niet te stimuleren.

Gisteren was dan eindelijk de eerste warme lentedag van het jaar aangebroken, en we reden naar Anemomilos, een heuvel achter Skala Loetron, dat je doet denken aan het Bloemendaalse Kopje, omdat het wordt volgebouwd met kapitale villa’s. Geen Griekse crisis daar. Maar wel adembenemende uitzichten op de blauwe Golf van Jèra. Een klein strand lokte naar het roerloze water en het was zó warm, dat ik het liefst alle kleren had uitgedaan om een duik te nemen in het doorzichtige water dat rimpelloos een geweldig zicht gaf op de zeebodem, bedekt met kleurrijke steentjes en schelpen. Maar dat was iets te optimistisch, dus bleef het bij pootjebaden.

Een eindje verder over de rotsen was weer een ander strandje en daar leken zilverachtige, grote sardienen zich te verdringen om het zand op te kruipen. Dichterbij gekomen waren het natuurlijk geen recreërende vissen, maar leek het meer op een kerkhof van honderden steekmosselen, die als verroeste geraamtes in het water lagen, hun parelmoeren onderkanten als diamanten glinsterend in het zonlicht. Wat een trieste aanblik, ook omdat er zoveel grote exemplaren tussen lagen. Zouden ze collectief zelfmoord hebben gepleegd, zoals sommige dolfijnen of walvissen wel eens doen? De vraag bleef door mijn hoofd spoken.

Thuisgekomen vond ik op FaceBook een artikel over zeezijde van Luc Lakeman (Blue Yard Hub), gepubliceerd in het digitale krantje van de Nederlandse Vereniging in Athene. Ik was het alweer bijna vergeten, maar die prachtige grote mosselen kunnen met hun haren hun schelpen dichtklemmen (denk maar aan dat lastige bolletje draadjes waarmee de gewone mossel zich wapent tegen het openmaken van haar schelpen). Deze haren vormen als zeezijde de grondstof voor heel exclusieve en dure kledingstukken.

Mijn fantasie over dat kerkhof sloeg meteen op hol en ik vroeg me af, of er iemand op het eiland zou zijn die de waarde ervan inziet om een bedrijfje met zeezijde op te zetten. Een beginneling, die geen idee heeft hoe je zeezijde moet oogsten zodat de steekmossel kan blijven leven. Dat oogsten moet gebeuren door duikers die onder water per exemplaar een beperkt aantal draden knippen. Vervolgens moeten de draden gespoeld en gedroogd worden, waarna het spinnen kan beginnen.

De reuzeschelpen kunnen trouwens ook parels voortbrengen, weliswaar niet van een hoge kwaliteit(er is een grote kans dat ze barsten), maar voor schatzoekers nog altijd de moeite waard. Zou misschien iemand daar aan dat schattige strandje een dag hebben doorgebracht met schelpen kapotmaken om aan parels te komen?

Luc Lakeman kwam zelf met de meest plausibele oplossing van dit raadsel: waarschijnlijk had er een bootje geankerd en daarmee een prachtig dorp vol steekmosselen om zeep geholpen. Ik kan me dit heel goed voorstellen, omdat de strandjes recht tegenover een piepklein eiland liggen, met zo’n pittoresk wit kerkje erop: een droom van een decor voor een picknick of een kleine excursie.

Het zou Lesvos sieren om betere voorlichting te geven over deze waardevolle schelpen, die vooral elders met uitsterven worden bedreigd. Ook al vraag ik me af hoe je kunt weten wat er op de zeebodem ligt waar je je anker wilt uitwerpen. Een idee voor een nieuwe app?

Het was een schitterende dag. Ik had natuurlijk alsnog in het water moeten duiken om de parels te zoeken. Een van die vele schelpen had er vast wel een paar gehad. Maar dan had ik ze helemaal moeten vertrappelen en dat wilde ik niet, want ondanks hun trieste lot vormde het geheel wel een indrukwekkend plaatje.