De Gauguin van Lesvos

Griekenland 1965. Die zomer verkeerde het land in een politieke crisis, nadat de koning de socialistische regering had ontslagen. Het geharrewar rondom een nieuwe regering ging gepaard met demonstraties en onlusten in Athene. Temidden van deze chaos maakten een grote delegatie kunstliefhebbers en enkele buitenlandse consuls zich op voor een reisje naar Lesvos: op 29 augustus werd het Theofilos museum geopend in Varia, een dorpje dat tegenwoordig tegen Mytilini aanschurkt.

Het hele idee begon met een vriendschap tussen een neuroloog en een kunstboekenuitgever, beiden afkomstig van hetzelfde eiland als Theofilos. Angelos Katakouzinoswerd in 1904 geboren in Mytilini en reisde af naar Frankrijk voor een studie psychiatrie. In 1925 ontmoette hij in Parijs Stratis Eleftheriade (Tériade), een Lesvoriaan die temidden van de bloeiende kunstenaarsscene in Parijs leefde. Ook Katakouzinos’ hart ging sneller kloppen van kunst en menige Parijse nacht werd gevuld met discussies over vernieuwende werken van o.a. Picasso, Miro, Chagall en Matisse.

Toen Katakouzinos na 10 jaar Frankrijk terugging naar Athene en kennismaakte met het werk van Theofilos Chatzimichaïl, introduceerde hij deze volkskunstenaar meteen bij Tériade, die ook viel voor het charmante en kleurrijke werk van een kunstenaar die niet alleen – gek als hij was op geschiedenis – regelmatig rondliep als Alexander de Grote, maar ook oog had voor landelijke taferelen waarop boeren en andere plattelandsbewoners hun werk deden: de Gauguin van Lesvos, zeg maar.

Een jaar na Theofilos’ dood in 1934, stelde Tériade een aantal van Theofilos’ werken tentoon in de tempel der musea, het Louvre. Vooral Katakouzinos droomde van een museum op Lesvos en zat Tériade achter de broek voor de realisatie ervan, maar de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende burgeroorlog in Griekenland gaven daar geen mogelijkheid toe. Katakouzinos, die samen met zijn vrouw Leta een salon hield in zijn woonkamer in Athene, waar kunstenaars, schrijvers en andere cultuurminnaars altijd een warm welkom kregen, exposeerde er in 1947 werk van de Lesvoriaanse schilder. Niet alle Grieken waren daarvan gecharmeerd: “Hij haalt een communist in huis!”, en menigeen vond de dwaze kunst het bekijken niet waard. Maar Katakouzinos bleef in Theofilos’ krachtige, beeldende schilderkunst geloven en vond hem niet onderdoen voor de Parijse sterren. Pas in de woelige zomer van 1965 werd het project van hem en Tériade werkelijkheid.

Het museum ligt tegenwoordig goed verborgen in het bouwlustige Varia, waar villa na villa de berg opklimt. Het staat naast het museum van Tériade, die er in 1979 zijn eigen gebouw neerplantte, waarin men voornamelijk ‘zijn’ meesterwerken kan bewonderen: de kunsttijdschriften Verve, lijvige themaboeken met prachtig werk van nu gerenommeerde kunstenaars zoals Picasso, Matisse en Miro. Ook het verhaal van Longos over het Lesvoriaanse herdersverhaal Daphnis en Chloë kreeg er een nieuw leven, verfraaid met kleurrijke prenten van Marc Chagall.

Terwijl Katakouzinos zijn strepen in de neurologie verdiende, werd Tériade een bekende uitgever die niet bang was voor de nieuwe kunst maar deze juist stimuleerde door zijn revolutionaire boeken. Hoewel ik in eerste instantie alleen het museum van Theofilos wilde zien, werd ik getroffen door de grootsheid van de Verve-serie, waarin heel wat bekende namen hun werk etaleerden, en die vooral een sterk tijdsbeeld geeft van de toen heersende, experimenterende kunstwereld. Theofilos heeft nooit een Verve mogen sieren, helaas, maar als groot eerbetoon aan zijn werk heeft hij wel een eigen zaaltje in het Tériade museum gekregen, naast al die andere, overbekende kunstenaars.

Het Theofilos museum was jaren gesloten wegens werkzaamheden. Tocht en vocht hebben een aantal van zijn werken aangetast en nog maar de helft van de collectie wordt er tentoongesteld; de andere helft ligt ter restauratie in Athene. Zo’n anderhalf jaar geleden is het museum in alle stilte weer opengegaan. Het is indrukwekkend om voor zijn werk te staan: de soms humorvolle details doen veel taferelen ogen als een stripverhaal. Het museum in oude staat vormde echter een nog groter stripverhaal, toen zijn werk zij aan zij in het kleine gebouwtje was geperst. Nu hangt er minder werk met meer ruimte eromheen: dat is jammer, want zo bont als Theofilos’ schilderijen waren, zo bont was de vroegere opstelling.

Een groot deel van Theofilos’ werk werd op muren van kafenions geschilderd. Voor een maaltijd, een kroes wijn en onderdak vrolijkte Theofilos menig zaaltje op, vooral rond Volos, waar hij jarenlang leefde, en op Lesvos. Veel van deze fresco’s zijn door weer, wind, aardbevingen en onachtzaamheid verloren gegaan. Dankzij beschermheer Yiannis Kontos kon Theofilos een aantal jaren in een huis in Anakasia leven, nabij Volos, waar hij zich uitleefde op de muren met bonte, historische taferelen. Het Kontos huis is tegenwoordig ook een Theofilos museum. Maar het is vooral dankzij de vriendschap tussen twee Lesvorianen die de grote wereld introkken, dat een belangrijk deel van het werk van Theofilos niet verloren is gegaan.