Weg met de zomervakanties

Er was eens een jonge straathond die bij een school aankwam. Zijn donkere, trouwe hondenogen lichtten op bij het horen van kinderstemmen. De scholieren raakten dol op hem, noemden hem Boeboe en gaven hem eten en onderdak in school: Boeboe had een thuis gevonden. Tot op een dag de aarde begon te schudden, muren met donderend geraas naar beneden vielen en ook bij de school de stenen door de lucht vlogen. Nog nooit was Boeboe zo bang geweest: hij vluchtte de velden in waar geen steen hem kon raken.

Op 12 juni (2017) vond de aardbeving plaats die het merendeel van het dorp Vrissa op Lesvos verwoestte. Ook de school stortte in en omdat niemand Boeboe kon vinden, ging men ervan uit dat hij onder het schoolgebouw was begraven. Afgelopen week was de herbouw van de school klaar en werd deze met veel toeters en bellen geopend. Voor het eerst sinds de catastrofe klonk de schoolbel weer op het schoolplein, waar alle kinderen en ouders waren verzameld. En toen, alsof hij nooit weg was geweest, kwam Boeboe aangerend, blij dat iedereen terug was, wetend dat hij weer kon rekenen op knuffels en op eten.

Blijkbaar was de hond zo geconditioneerd, dat hij bij het horen van de bel begreep dat de kust weer veilig was. Nu het zonlicht de natuur in vuur en vlam zet, boomblaadjes kleurend van groen naar rood naar geel, vraag ik me af in hoeverre toeristen zijn geconditioneerd: je hoeft ze maar een zonnetje en wat warmte voor te houden, of ze vliegen als Winnie de Poeh op de zoete honing af. Maar wanneer ze in het snikhete Griekenland rondstruinen, klagen ze over de drukte, de snibbige obers en de hitte. 

Nu wordt Lesvos nog niet onder de voet gelopen door toeristenmassa’s. Wel waren er klachten over een te drukke haven van Molyvos in augustus (komen er eindelijk toeristen, is het weer niet goed). De zomer kende een paar hittegolven – een normaal fenomeen voor een Griekse zomer – en wederom konden de toeristen niet slapen, verbrandden ze levend op het strand en was het flink wat klagen geblazen. Je vraagt je af waarom die mensen keer op keer terugkomen. Alsof er geen andere tijd is om het fraaie Lesvos te bezoeken.

Het is natuurlijk ook raar dat Demeter als godin van de landbouw in de zomer viert dat haar dochter een half jaar uit de Hades mag. Wanneer Persephone weer naar het rijk van de doden terugkeert en Demeter haar tranen plengt, vangt eigenlijk het werkelijke feest aan: de herfst barst los en de natuur komt weer tot leven. 

Fthinoporo (φθινόπωρο) heet dit kleurrijke seizoen in het Grieks, wat letterlijk vertaald betekent dat de vruchten (van de bomen) vallen. Dat is flink hard werken: vijgen moeten worden gedroogd, walnoten gekraakt, druiven gestampt, appels verzameld. Hoog tussen fraai kleurende bossen maakt Ayasos zich op voor het bruisende kastanjefestival en mensen bereiden zich voor om op paddestoelenjacht te gaan. Kweeperen en granaatappels hangen nog stoer in de bomen. Die sluiten straks het rijtje van rijpe herfstvruchten, nog vóór de grote olijvenoogst en voordat de sinaasappels en citroenen als kleurrijke kerstballen het winterse landschap zullen sieren.

Afgelopen week regende het stoelpoten hier op het eiland. Dat is wat de Grieken zeggen wanneer het met bakken uit de hemel komt: “Βρέχει καρεκλοπόδαρα!”. De aarde zuchtte van genot: eindelijk te drinken. Alle stof verdwenen, de horizon strak geveegd, en tenslotte de zon weer in haar volle glorie aan de hemel. Hiermee was de herfst definitief aangetreden, maar de meeste toeristen waren al vertrokken. Het eiland pronkt nu bedremmeld met zijn fris gewassen schoonheid: een glinsterend tevreden zee waarin je best nog een baantje kunt trekken, bomen die als toverballen goudgeel of rood kleuren, een strijklicht dat menige fotograaf doet watertanden, nog enkele lege terrassen waar men zich gewapend met een ouzo in het warme zonlicht kan koesteren.

Toen ik gisteren een wandeling maakte in door zonlicht schitterende bossen en de eerste kastanjes met doffe ploffen voor m’n voeten uit de bomen vielen, vroeg ik me af of toeristen misschien verkeerd geconditioneerd zijn. Deze schoonheid vind je niet in de zomer, noch het heerlijke temperatuurtje dat enkel gezond zweet op het voorhoofd tovert. In Ayasos lagen de duizenden uitgestalde souvenirs naast kisten vol kastanjes, appels, kweeperen en boontjes lui in de zon te wachten op een eenzame toerist die het nog waagt het dorp aan te doen. Ayos Dimitrios, dat kleine bronrijke gehuchtje, praktisch vergeten aan de oude hoofdweg naar Ayasos, was als een droomlokatie voor een film: naast het zoete parfum van de dampende aarde maakten de kleurrijke cafeetjes en de intensiteit van de zonnestralen op de bomen het tot een toppunt van schilderachtigheid.

Zodra de media dit oppikken, weet ik zeker dat ze toeristen opnieuw kunnen conditioneren: vergeet die oververhitte zomervakanties en laat de eerste regen in de herfst luiden als de schoolbel voor Boeboe: op naar een onvergetelijke herfstvakantie op Lesvos.