Over bloemetjes, maar vooral over bijtjes

(wolzwever; foto: internet)

Waar bloemen zijn, daar zijn ook insecten en daar is niet iedereen dol op. Zo werd ik al een avond lastiggevallen door een keihard zoemende, stalkende mug die duidelijk uit was op mijn bloed. En ook schrok ik me weer een hoedje van overal in huis weg spurtende spinnen in allerlei maten en kleuren en zag ik verdacht veel mieren rondom het huis krioelen: hallo, wat zijn de invasieplannen voor deze zomer? Ook het asperges plukken in het hoge gras heeft een gevaarlijk kantje gekregen vanwege de ontwakende slangen, hoewel dat geen insecten zijn.

Van de andere kant: het beste lenteconcert is om in een weide vol bloemen of onder een boom vol bloesem stil te staan en te luisteren naar het geluid van de zoemende, bezige bijen. Of waren het hommels of wespen? 

Wespen, hommels en bijen behoren tot de zogenaamde vliesvleugelige insecten, omdat ze twee paar doorzichtige vleugels hebben. Het makkelijkst op te merken verschil tussen wespen, bijen en hommels, is dat wespen kaal zijn, bijen behaard, en hommels eigenlijk grote, dik behaarde, bij-achtige knuffels zijn. De wespen gaan modieus gekleed met wespentaille – de smalle overgang tussen hun borstkas en achterlijf – zodat ze er langer uitzien, terwijl bijen en hommels wat meer gedrongen lijken.

Wespen leven van insecten en nectar, maar we kennen ook de grote wespen, hoornaars, die – wanneer je niet oplet – niet te beroerd zijn om een stuk vlees van je bord te jatten. Bijen en hommels leven van nectar en pollen en zullen je tijdens het eten niet lastigvallen. Bovendien maken ze honing, een zeer gewilde voedingstof.

Het Griekse woord voor honingbij is μέλισσα (mèlissa) en honing is μèλι (meli). De naam komt waarschijnlijk van een nimf, die de mensen het gebruik van honing leerde. Een van de vele mythen over Melissa vertelt dat zij een van de nimfen was, belast met het grootbrengen van baby Zeus, en dat ze hem in plaats van babymelk honing gaf. Dat liet ze rechtstreeks door de bijen naar zijn lippen vliegen! 

En dan is er nóg zo’n lastige vliesvleugelige. Ik was er nooit opgekomen, maar mieren die al kruipend en sluipend zo graag je huis en je voorraadkast aanvallen, behoren ook tot de vliesvleugelige insecten. Ze stammen af van de wespen – ze zijn een soort vleugelloze wespen – en zijn net zo vervelend als hun gevleugelde voorvaders. Maar mieren vliegen wel degelijk, ook al is het maar één keer in hun leven: wanneer ze het nest verlaten. Dat doen ze op een warme dag zonder regen: we kennen allemaal wel het fenomeen van vliegende mieren, die je mooie dag verstoren door abrupt op je terras aan te komen waaien, waarna het er krioelt van die beestjes. Zie het als een soort Koninginnedag: een nieuwe koningin is gekroond en komt met haar gevolg en veel toeters en bellen een nieuw nest installeren. Je kunt dan maar beter maatregelen nemen, voordat hare majesteit bedenkt dat jouw huis wel een mooi paleisje voor haar kan worden. 

Op een avond met gasten aan tafel kroop er een heel grappig bijtje uit de bos rode anemonen die op tafel stond: honingkleurig (dus niet gestreept), een hoge aaibaarheidsfactor, maar wel een beetje klein voor een bij of hommel. Ik vroeg me opeens af of die vliesvleugelige insecten klein geboren worden en dan uitgroeien tot volwassen dieren en of we hier dus te maken hadden met een baby-bij.

Na lang zoeken op internet bij bijen, hommels en zelfs wespen, en na erg vaak gegriezeld te hebben bij het zien van foto’s van eng uitziende wespen en bijen, gaf ik het bijna op, totdat ik via een omweg op een vliegenpagina stuitte en daar dat schattige, behaarde insectje tegenkwam: een wolzwever! Ze zijn net als bolletjes wol die door de lucht schieten, even stil hangen en zoef, daar hangen ze alweer een meter verder. De wolzwever (Bombylius major, alhoewel ik niet zeker weet of het wel de gewone wolzwever was), is dus een vlieg. En wat voor een! Hij houdt je voor de gek door met opzet op een hommel te lijken: geen wonder dat ik uren nodig had om hem te identificeren! Vogels, de natuurlijke vijand van insecten, houden net als de mens niet zo van stekende exemplaren. De wolzwever heeft geen angel en dus vermomt hij zich ter verdediging als hommel (mimicry) en is op deze manier niet zo in trek bij vogels. Dat schattige bijtjesachtige vliegje kent nog meer streken: het legt zijn eitjes in het nest van een zandbij, de larven eten lekker mee van het eten dat ma zandbij met moeite voor haar eigen nakomelingen verzamelt en later doen ze zich ook nog eens te goed aan haar larven! De wolzwever is dus een broedparasiet.

Onze-Lieve-Heer heeft vreemde kostgangers geschapen. Het merendeel van de bijen, hommels en mieren doet geen vlieg kwaad, maar die lief uitziende wolzwevers zijn toch wel een stelletje uitvreters! De natuur blijft verbazen.