Over huiskatten en wilde exemplaren.
Grieken zijn niet zo verzot op katten. Ook de oude Grieken waren dat niet: die gebruikten ze als muizenjagers of als voer voor vechthonden. En zelfs de Griekse goden hadden niets met katten, en dit poezelige dier speelde dan ook nauwelijks een rol in de Griekse mythologie.
Al eeuwen voor onze jaartelling trokken er Grieken naar Egypte en daar kregen ze te maken met een totaal ander godenhuis. De Egyptische goden deden niet onder voor de goden van de Olympos, het waren er veel en hun stamboom was net zo ingewikkeld als die van hun Helleense collega’s. De Grieken die in Egypte kwamen, zullen zich wel hebben verwonderd over de populaire godin die werd afgebeeld als een kat of als een vrouw met kattenhoofd: Bastet, godin van de vruchtbaarheid, maar ook beschermheilige van katten. Ze begon haar carrière als godin met een leeuwenkop, die in de loop van de geschiedenis in de meer zachtaardige kat veranderde, ook omdat katten zeer geliefd waren in de Egyptische huishoudens.
Sinds Alexander de Grote Egypte had veroverd, bleven de Grieken zich vestigen in Egypte, en nadat Alexander stierf, werd in Egypte in 305 v.Chr. de macht gegrepen door een van zijn generaals uit Macedonië: Ptolemaios I. Dit was het begin van een Griekse dynastie, die de macht behield tot aan de dood van de legendarische Cleopatra in 30 v.Chr. In die tijd moest de godin Bastet steeds vaker plaatsmaken voor de Griekse godin Artemis, weliswaar ook godin van de vruchtbaarheid maar niet van de katten.
Katten waren ook in andere oude culturen al populair als huisdier. In een neolithisch graf op Cyprus, daterend uit 9500 v.Chr., werd een huiskat aangetroffen. Deze viervoeter stamt af van de wilde kat, een dier dat ook nog steeds over de wereld zwerft.
Afgelopen week berichtte de Volkskrant dat de wilde kat weer terug in Nederland was. Volgens het artikel verdween deze kat uit Nederland (én uit geheel Europa) in de eerste eeuw n.Chr. en nu is-ie zomaar ineens terug.
Ik heb hier op het Griekse eiland Lesvos een tuin vol ‘wilde’ katten, die natuurlijk geen Felis silvestris zijn, de officiële Latijnse benaming voor de wilde kat. Het zijn verwilderde huiskatten, waarvan de meeste met een beetje geduld weer te temmen zijn. In de zomer zwermen ze uit naar diverse hotels en vakantiewoningen en in de winter komen ze weer aankloppen aan mijn deur voor een hapje en een slok water.
Het verloop van de katten rond mijn huis is groot. In de zomer sterft er een aantal onder de wielen van het langsstormende zomerverkeer op de boulevard, of ze overlijden aan een ziekte of ze verdwijnen gewoon met toeristen mee naar verre landen. In de winter komen de overlevenden dan weer aanzetten. Een aantal komt al jarenlang, maar er zijn altijd wel talloze nieuwkomers die moeten wennen aan de honden en aan de andere katten. Veel van hen zijn nog kittens, vaak gewoon gedumpt, maar ’s winters willen er ook nog weleens volwassen katten langssluipen, die misschien worden aangetrokken door het gekrijs dat ’s ochtends en ’s avonds wordt aangeheven wanneer ik met de bakken eten het huis uitkom, of ze komen sjansen en hopen op een afspraakje met een van de vele poezen (waarvan het merendeel echter gesteriliseerd is).
Dan zitten ze met grote ogen te kijken naar de bergen voedsel en weten niet zo goed, hoe ze zich in die meute hongerige soortgenoten moeten storten om ook een graantje mee te kunnen pikken. Veel van deze grote katten blijven een tijdje en weten een plek aan de eetbakken te veroveren, en sommige kun je dan ook na verloop van tijd aaien. Andere verdwijnen na een aantal weken weer net zo onverwachts als ze opdoken.
Zo was er eens een reusachtig grote kater, die ik al meerdere jaren rond ons landgoed zag zwerven en die op een dag besloot, dat mijn eten wat makkelijker was te verkrijgen dan door middel van de eeuwige jacht op muizen. Ik doopte deze reusachtige kat Ali Baba en het kostte heel wat maanden om hem aan me te laten wennen. Tot er op een nacht noodweer uitbrak en ik hem nooit meer heb gezien. Ik vraag me nog altijd af of katten in holletjes kunnen wegkruipen en dan overmeesterd worden door het water, wanneer dat in grote hoeveelheden uit de hemel plenst.
Het artikel in de Volkskrant over de wilde kat die in Zuid-Limburg was waargenomen, had echter mijn aandacht getrokken door de foto die erbij stond: dat was die mooie kat die een tijdje geleden rond mijn huis zwierf en begerig, maar op grote afstand, de diners van de andere katten gadesloeg en pas wanneer ik uit zicht verdween en de meeste katten vertrokken, het waagde de restjes uit de etensbakken te likken.
Nu zal het natuurlijk niet diezelfde kat zijn geweest, ik bedoel, hij kan moeilijk als verstekeling met een toerist naar Nederland zijn gevlogen, maar hij leek zó op het exemplaar op de foto, dat ik heb opgezocht wat het verschil is tussen een wilde kat en een huiskat. Het grootste waarneembare verschil zit ‘m in de staart: een wilde kat heeft een relatief dikke staart, met aan het uiteinde zwarte ringen en een zwarte punt. Het puntje van z’n neus is vleeskleurig en op zijn rug begint de zwarte streep pas na de schouders.
Sinds ik heb uitgezocht wat de kenmerken zijn van een wilde kat, heb ik alle katten rondom het huis eens goed bekeken: het zijn allemaal verwilderde huiskatten. Maar die ene schuwe, grijsbruine schoonheid die ik nog geen naam had gegeven, lijkt aan te voelen dat-ie in de problemen kan komen wanneer ik hem als een wilde kat identificeer: hij is sindsdien niet meer op komen dagen en ik kan me echt niet herinneren hoe zijn staart er uitzag, laat staan of-ie een streep op de rug had.
Stel je voor dat het zomaar een Felis silvestris was, riskeer ik dan dat mijn tuin binnenkort vol staat met kattenspotters, die met reusachtige camera’s en verrekijkers dit wilde dier komen afschrikken? Volgens internet leven er nog genoeg wilde katten in Griekenland, dus een echte bezienswaardigheid zal hij niet zijn, in tegenstelling tot die arme, eenzame wilde kat in Zuid-Limburg.
Het enige dat ik zeker weet, is dat hij zó voor de foto uit de Volkskrant kan hebben geposeerd en dat hij nu is verdwenen. Wie weet heeft hij net als Ali Baba, die ik alleen ’s winters zag, ook ergens een zomerhuisje en zie ik hem weer in de herfst. Maar nu weet ik wel waar ik op moet letten, en wanneer ik hem dan identificeer als een heuse wilde kat, zal ik hem Silverstar noemen en een fotootje naar de Volkskrant sturen: ‘Wilde kat duikt weer op op Lesvos!’