“Er wonen 2 motten”

(Nachtpauwoog)

Als ik aan motten denk, denk ik aan het liedje van Dorus: Er wonen 2 motten. Motten worden veelal geassocieerd met die saaie, lichtbruin gevleugelde insecten die het liefst in je kleerkast wonen en daar, zoals Dorus zingt, vol enthousiasme je kleren wat verbouwen. Toen op een dag een enorm grote vlinder op de hordeur was neergestreken, dacht ik geen seconde aan een mot.

Deze prachtige nachtpauwoog (Saturnia pyri) is de grootste vlinder die in Europa voorkomt (zijn spanwijdte varieert van 8 tot 16 cm) en is zo genoemd vanwege zijn vleugels met pauwenogen erop. Het is een indrukwekkende verschijning, maar zijn harige, grote lijf – mét harige poten zoals die van een vogelspin – bezorgde me toch de nodige rillingen. De eerste keer dat zo’n grote vlinder bij mijn huis was neergestreken, kwam die ondanks katten en honden dagenlang niet van zijn plek. Waarom hangt zo’n vlinder daar rond?

Enorme verbazing om te lezen dat de grote nachtpauwoog tot de motten behoort, die ik dus associeer met klerenvreters (en Dorus). Maar toen ik de definitie van een mot opzocht, bleek de naam mot gewoon een andere benaming voor nachtvlinder te zijn, een naam die veel eleganter klinkt omdat je dan aan de bonte kleurenpracht van de vlinders denkt. Nachtvlinders zijn ’s nachts actief en dagvlinders flierefluiten in de zonneschijn. Je hebt overigens ook dagpauwogen, maar die zijn wat kleiner.

Een vlinder legt eitjes, waaruit een rups kruipt, die zich dan gaat volvreten en verandert in een soort mummie (pop), vaak ingekapseld in een zelf gesponnen cocon. Op een dag kruipt daaruit de vlinder. Ook de grote nachtpauwoog volgt deze cyclus. Zijn dikke, vette rups is als jonkie zwart met geeloranje puntjes, vervolgens wordt de rups heldergroen met gele en later zelfs met hemelsblauwe wratjes: wat een kleurenpracht, alsof het een langzaam veranderende kameleon is. Misschien is de rups zelfs mooier dan zijn vlindergedaante, die de wat matte kleuren grijs, bruin, rood en wit heeft.

De rupsenwereld is sowieso een wonderbaarlijke verzameling van exotische vormen, kleuren en eigenschappen. Vooral de eikenprocessierups (en dennenprocessierups) geniet tegenwoordig bekendheid wegens zijn gevaarlijke haartjesschieterij. Gelukkig wonen dodelijke rupsen die met gif schieten wanneer ze zich bedreigd voelen (zoals de Giant Silkworm Moth), een heel eind van Lesvos vandaan: namelijk in Zuid-Amerika.

De nachtpauwoog-rups kan rustig worden gadegeslagen, want het is een totaal onschadelijk diertje dat zich voornamelijk in de warmere regio’s met de bladeren van vruchtbomen voedt. Lekkere veelvraten, want wanneer ze zich eenmaal ontpopt hebben als grote vlinder, wordt er niet meer gegeten! De tijd als vlinder wordt alleen benut om zich voort te planten: een vrouwtje trekt de mannetjes maar liefst tot elf kilometer ver aan, paart en legt eitjes. 

Dagenlang heeft de grote nachtpauwoog op mijn hordeur gezeten. Na twee dagen streek er niet ver van de deur, op het oor van de pluchen rendierkop die naast de voordeur hangt, een tweede nachtpauwoog neer (en schoot het liedje van Dorus onmiddellijk door mijn hoofd: er wonen twéé motten…). Was het een vrouwtje op de hordeur die een mannetje had aangetrokken? Gingen ze het samen doen? Ik heb geen wacht gelopen om te zien hoe ze het zouden doen. Bovendien las ik op internet (interpod) dat de paring wel 22 uur  kan duren, dus dan had ik ze toch wel moeten kunnen betrappen. De een bleef maar aan de hordeur hangen, hoe hard of voorzichtig je die ook open en dicht deed, en de ander maakte het zich gezellig op het rendieroor, alsof ze zich ingroeven voor een lange paringsdans. En – las ik verder op internet – deze prachtige vlinders hebben een levenscyclus van slechts één week! Daar bloeide dus geen idyllische liefde met het motto: ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’. Misschien duurde de onzichtbare paringsdans enkele dagen en vielen ze uiteindelijk toch niet voor elkaar? Ik zal het nooit weten, want op een goeie morgen was de vlinder van de hordeur gevlogen, en degene op het rendieroor treurde vervolgens nog een dag en was toen ook verdwenen. 

Als ze toch nog een vluggertje hebben gemaakt bij het afscheid, zal de kersverse moeder snel haar eitjes ergens moeten hebben gelegd, want ze heeft er dagen over gedaan om haar minnaar te verleiden, dus veel tijd had ze niet meer. Trouwens, de foto’s van de nachtpauwoog-rups op internet kwamen me bekend voor en ik herinnerde me opeens een opvallend felgekleurde rups, die vorig jaar in de kersenboom naast de voordeur zat te smikkelen van de blaadjes. Toen ik de foto’s opzocht, klopte het inderdaad: de rups die enkele dagen in de kersenboom had gebivakkeerd, was een nachtpauwoog-rups. Zou de vlinder terug naar zijn roots zijn gekomen en de hordeur voor een kersenboom hebben aangezien?

Het liedje van de twee motten in de oude jas van Dorus heb ik aan de motten laten horen. Ze vraten geen gaten in de hor, noch in het rendieroor. Maar waarom ze dan wél dagenlang hun posities bleven behouden, is nog steeds een onopgelost raadsel. Misschien komt hun nageslacht volgend jaar weer terug en zal ik beter opletten wat ze uitvreten.