Regenmakers

Witte wolken beginnen brutaal het pure blauw in de hemel te verduisteren. Het eiland rekt zich ritselend uit na een niet zo lange en lauwe zomer en wacht af wat de goden hebben beslist. Wanneer de eerste regenbuien de uitgedroogde aarde zullen veranderen in smeuïge grond, zullen er heel wat bomen en planten kirren van genot. En de gulzige slakken zullen feestvieren, voordat ze door ijverige lekkerbekken worden verzameld om opgepeuzeld te worden: dan zingen ze vast een toontje lager. Bij mij hebben ze de halve tuin al verslonden, dus in de pan ermee!

De eerste regen is voor de Grieken ook een teken dat het vijgenseizoen definitief is afgelopen. Misschien gaan veel insecten schuilen, want het Griekse volksgeloof beweert dat vijgen na de regen vol zitten met beestjes. Ook bramen. Ik kan me goed voorstellen dat een insect een vijg binnengaat om een droge plek te vinden: er zit een handig gaatje onder in de vrucht, wat eigenlijk een binnenstebuiten gekeerde bloem is, en tussen al die zoete, heerlijke bloemdraden is het vast als een knus verblijf in een vijfsterren hotel.

Bij de bramen laat mijn fantasie me in de steek: die bieden niet echt een comfortabele schuilplaats tegen dikke druppels, dus waarom je geen bramen mag plukken na de eerste regen, is me een raadsel. Ik trek me echter niet zoveel aan van deze volkswijsheid. Het is op Lesvos geen echt Bessenmekka, ook al zie je massa’s bramenstruiken die met hun stekelige ranken heel wat hekwerk verdoezelen. Maar de meeste bessen brengen het niet verder dan een harde, rode vrucht, dus ik vind het al een wonder dat sommige bramen weten uit te groeien tot zwarte, sappige exemplaren.

In Griekenland zijn bramen het symbool voor hoogmoed, omdat ooit de Griekse held Bellerophon – die het gevleugelde paard Pegasos bereed en het vuurspuwende monster Chimera de keel dicht smolt – zo stom was om een bezoekje aan de goden op de Olympos te plannen. Op weg erheen zorgden de goden dat hij van het paard viel, midden tussen bramenstruiken wier doorns zijn ogen dermate verwondden, dat deze held zowel het zicht als zijn status verloor.

Ik voel me nederig gelukkig met elk handjevol bramen dat ik kan plukken, en dank de goden dat ze toch nog enkele laten rijpen op een eiland dat is vergeven van de bramenstruiken met onrijpe vruchten.

Een eerste regenbui in september had al die onrijpe vruchten nooit kunnen redden, noch regenmakers hadden ze tot leven kunnen roepen. In vroegere tijden had men heel wat festivals waarop om regen werd gebeden. Zeus was hoofdverantwoordelijke voor het weer, maar ook de priesters – die de macht van de goden doorgaven – hadden een vinger in de pap. Tegenwoordig zijn die festivals niet meer zo dik gezaaid, maar in diverse rituelen (zoals rond pasen en carnaval) duiken nog genoeg regenwensen op. Zo vind je in het noorden van het land (waar ook vast meer rijpe bramen zijn te vinden) Kalogeros, ook wel bekend als regenmaker. Op Kaasmaandag voor carnaval gaat hij als monnik verkleed de huizen langs om zich te laten fêteren op een glaasje ouzo of wijn en zich te laten besprenkelen met meel, waarna hij met water gooit, opdat meel en aarde zich met elkaar mengen, onder het uiten van wensen voor veel regen en een goede oogst. Ook tijdens andere carnavalsrituelen – waarin bijvoorbeeld fallussen een populaire rol spelen als vruchtbaarheidssymbool – vind je tal van gebruiken terug die vroeger op festivals dienden om de goden te smeken genoeg water over de aarde te laten plenzen.

Terwijl ik en een heleboel boeren op de eerste regen zitten te wachten opdat de nu nog droge aarde weer in gereedheid kan worden gebracht om te zaaien, kan ik me voorstellen dat andere mensen duimen dat deze nattigheid aan het eiland voorbij zal waaien. 12.000 vluchtelingen zitten vast op het eiland, waarvan het merendeel in schamele tentjes woont, naast een behoorlijk aantal dat het met de sterrenhemel moet doen. Ik herinner me de beelden van de vorige winters en besef dat de komende herfstbuien een bedreiging vormen voor dat tentenkamp. Helaas zijn de belangen dus verschillend: de een wil regen, de ander liever niet.

Regen was ooit een zaak voor de goden. Tegenwoordig hebben politici de godentaken overgenomen en beslissen zij – indirect – over leven en dood. Zelfs verenigd in de Europese Unie hebben ze echter niet de macht van een regenmaker. Ze zouden daarentegen wel de angst voor regen kunnen wegnemen, door fatsoenlijke opvang te regelen voor de duizenden vluchtelingen die hun richting op komen. Europa is echter een hoogmoedig orgaan, dat zich veroorlooft gewoon de andere kant op te kijken. Ik hoop dat de goden die zich achter de wolken verbergen, Europa ook van zijn hoge paard kunnen sodemieteren, opdat de machthebbers dik in de bramen vallen en hen hetzelfde lot wacht als Bellerophon.