Een wonderlijke tuin

Herakles kreeg twaalf straftaken opgelegd, nadat hij in een vlaag van waanzin zijn kinderen had gedood. De op één na laatste opdracht was het stelen van de gouden appels uit de tuin van de Hesperiden, een soort paradijselijk oord dat werd gecreëerd rondom de boom met gouden appels, een huwelijksgeschenk van Gaia aan Zeus en Hera. Degene die ervan at, werd onsterfelijk. Deze begeerlijke appels werden bewaakt door zeven bevallige nimfen, de Hesperiden genaamd. Omdat Hera deze dames niet vertrouwde, versterkte ze de beveiliging met Ladon, een draak met honderd koppen. Hoe Herakles deze gouden vruchten toch wist te bemachtigen en de draak versloeg, is een verhaal apart.

Natuurlijk heeft men geprobeerd uit te knobbelen wat die gouden appels nou eigenlijk waren, want vroeger werden een heleboel vruchten appels genoemd. Ik moet elke keer gniffelen wanneer ik de geschiedenis van een vrucht opzoek, want keer op keer wordt er geschreven dat ze aan de boom in de tuin van de Hesperiden hingen. Sinaasappels, abrikozen, kweeperen, granaatappels en perziken, allemaal kandidaten voor de gouden appel. Misschien was de beroemde boom wel gewoon een toverexemplaar met een heleboel verschillende vruchten.

Dat er abrikozen of perziken aan de boom hingen, lijkt me trouwens een beetje sterk, want de meeste historici zijn het erover eens dat deze vruchten oorspronkelijk uit China kwamen. En dat is best een eindje weg van de tuin van de Hesperiden en de Griekse goden. Via Perzië (daar komt het woord perzik vandaan) werden ze door Alexander de Grote in Griekenland geïntroduceerd, waarna de Romeinen ze verder Europa in brachten. Natuurlijk bracht Alexander niet persoonlijk een paar kistjes abrikozen en perziken naar Griekenland. Na in elf jaar de halve wereld te hebben veroverd, stierf hij in 323 v.Chr. in Babylon, een mythische stad in het huidige Irak, zonder zijn thuisland Macedonië te hebben weergezien. Behalve met ‘landjeveroveren’ hield Alexander zich bezig met de cultuur van de landen die hij onder zijn beheer bracht, en zorgde hij ervoor dat flink wat Griekse tradities werden gemengd met die van de veroverde landen. Hij – noch zijn manschappen – zal niet iedere avond een Grieks potje hebben gegeten en zo kwam het dat de soldaten uit het leger van Alexander die wél terugkeerden naar huis, met de meest wonderlijke dingen aan kwamen zetten, zoals de zaden voor abrikozen- en perzikbomen.

Perziken zijn iets groter dan abrikozen, hun vlees is wit tot lichtgeel, dat van abrikozen donkergeel. Ze hebben beide een perzikenhuidje, in tegenstelling tot bijvoorbeeld nectarines, een soort perziken met een gladde huid. Toch raak ik danig in de war van deze vruchten. In mijn tuin staat een boom met grote abrikozen die met het rijpen van lichtgroen en geel naar oranje kleuren en tenslotte een vrolijk rood blosje krijgen. De buurvrouw heeft een abrikozenboom met veel kleinere vruchten. Ze heeft nog een boom, waarvan het fruit net zo groot is als mijn abrikozen, maar het vlees is lichtgeel, dus geen abrikoos, meer een perzik. Ernaast staat weer een andere boom, die vruchten draagt van dezelfde grootte, maar waarvan de vruchten oranje vlees hebben en dus meer naar abrikozen neigen. Toch smaakt het vruchtvlees ietsje meer naar een perzik dan mijn abrikozen. Kunt u het nog volgen? Het lijkt erop dat hier elke perzik-abrikoos-achtige boom andere vruchten heeft. De buurvrouw heeft ook een boom met vruchten die een kruising zijn tussen een peer en een appel, een heel curieuze vrucht om te eten. Je zou haast denken dat de Hesperiden hier lekker aan het experimenteren zijn geweest met vage vruchten, waarvan de wetenschappers zich later zullen afvragen of het nu abrikoos- of perzikbomen waren, of appel- of perenbomen.

Met de pruimen hetzelfde liedje: bij mij staat een boom met pruimen die donkerblauw kleuren, en rijp zijn ze sappig en zacht. De buurvrouw heeft een boom met donkerrode pruimen, die iets groter zijn en lang niet zo sappig en zacht als de mijne. Kersen hebben we ook in twee smaken: de ietwat zure kers (in België een kriek genoemd) en de zoete kers, die je nauwelijks kunt oogsten, omdat de vogels er altijd sneller bij zijn dan jijzelf. Gelukkig staat er hier maar één soort moerbeiboom, de witte wel te verstaan.

Een nadeel van enkele van deze gouden-appel-achtigen is dat ze in dezelfde tijd plukklaar zijn: pruimen, abrikozen en perziken, naast moerbeien, aardbeien en kersen. Niets is heerlijker dan de eerste rijpe vruchten. Een tweede en derde dag loop je nog steeds te genieten, maar wanneer de verzamelbakjes door emmers moeten worden vervangen, slaat de paniek toe: waar haal je de tijd vandaan om al die vruchten te verwerken? Nu is de oogst bijna binnen en staan er her en der nog bakken fruit die wachten op een bestemming. Volgende week zal ik opgelucht doch verdrietig naar de kale, groene takken kijken: al het fruit op! Zeg, Hesperiden, waarom kan die rijpingstijd niet wat beter worden verdeeld?