(Plomari)
Wanneer ik over het eiland toer, kom ik regelmatig op plekken die een totaal andere sfeer hebben dan elders op het eiland. De punt van Avlonas met zijn azuurblauwe, kleine baaien is er zo een. En telkens wanneer ik op een zonnige dag in Plomari aankom, bekruipt me hetzelfde gevoel: dit voelt eerder aan als het binnenrijden van een stadje aan de Franse Rivièra, dan een Lesvoriaans stadje. Op de een of andere manier is het licht veel intenser en de vele wit-blauwe huizen reflecteren deze schittering. Doordat de tegen elkaar geplakte huizen ook nog eens tegen twee bergen zijn gebouwd en boven elkaar uittorenen, geeft dit een echte stadssfeer.
Plomari (qua inwonersaantal de tweede plaats van Lesvos) is een relatief nieuw stadje voor Lesvoriaanse begrippen: de kustplaats werd pas in het midden van de 19de eeuw uit de grond gestampt. Plomari lag oorspronkelijk helemaal niet aan zee, maar een stuk hoger, midden in de bergen: het huidige Megalochori werd vroeger Plomari genoemd. Toen Oud-Plomari in drie opeenvolgende jaren (1841-1843) door branden merendeels onbewoonbaar werd, vluchtte de bevolking langs de rivier de Sedoenda naar beneden richting zee, waar een nederzetting ontstond die uitgroeide tot het huidige Plomari. De bouw van de stad werd mede mogelijk gemaakt dankzij het feit dat de piraterij eindelijk ten einde liep. Eeuwenlang woonden de mensen verscholen in dorpen diep in de bergen, in de hoop onzichtbaar te blijven voor zeerovers. Pas in het midden van de 19de eeuw kwam er een eind aan deze terreur en werden de kusten veiliger.
Niet opgeven maar opnieuw beginnen, moeten de Plomarianen toen hebben gedacht, en alle zeilen werden bijgezet: niet alleen huizen maar ook talloze fabrieken verrezen, zodat dit kleine stadje begin 20ste eeuw 12 zeepfabrieken, 10 olijfpersen en talloze scheepswerven telde. Vooral de scheepsbouw in Plomari was wereldwijd beroemd. Ze bouwden er houten schepen van 20 tot 150 ton en hielden er een handelsvloot op na van dik over de honderd houten bootjes (kaïkis).
Nu staan de meeste enorme industriële gebouwen te verpieteren, en de grote huizen, vanwaaruit eens de rijke families van Plomari hun zaken regelden, tonen enkel nog hun fiere gevels. De rijken van nu willen geen oude huizen of oude fabrieken veranderen in woonpaleizen. Ze willen zelfs niet meer in het stadje wonen: overal rondom Plomari zie je op berg- en heuveltoppen grote, moderne villa’s verrijzen. De stad heeft echter één industrie behouden en dat is die van de ouzo. In de hoofdstad van de ouzo – zoals Plomari wordt genoemd – zijn verschillende ouzofabrieken nog volop in bedrijf en ze produceren volgens oude familierecepten misschien wel de beste ouzo ter wereld.
Het is alleen al een feest om naar Plomari toe te rijden. De (hoofd)wegen die erheen leiden zijn alle drie speciaal: de drukste weg gaat via Papados en enkele kilometers voordat je de Rivièra van Lesvos bij Ayos Isidoros bereikt, slingert hij zich door een smalle indrukwekkende kloof (genoemd naar het kleine kerkje Ayos Fanoerios). Een andere – brede en zeer rustige – geasfalteerde weg voert hoog over de bergen net onder de Olympos door (waar hij schitterende uitzichten over het eiland biedt) via de charmante dorpen Ambeliko, Akrasi en Paleochori tot de Rivièra van Lesvos bij Melinda en sluit vervolgens aan op de mooiste kustweg van het eiland, met steile bergwanden die zich in zee storten. De derde weg voert langs de rivier de Sedoenda, de levensader van Plomari, die uiteindelijk dwars door het stadje loopt. Deze laatste is de meest spectaculaire weg, die van hoog uit de bergen langzaam naar beneden slingert, dwars door een enorme groene jungle vol met o.a. platanen, klimplanten en bloemen. Voordat je het stadje bereikt, waan je je nog even in een andere eeuw, dankzij oude, schitterende huizen die via bruggetjes over de rivier verbonden zijn met de weg. En dan opeens houdt de weelderige, groene vegetatie op en moet je met je ogen knipperen tegen het felle zonlicht, de witte huizen en even later de blauwe zee met zijn glimmende zonneglitters.
Voordat je de Sedoenda bereikt (de weg erlangs is sinds kort helaas met beton verhard), moet je je echter eerst een weg banen door een wirwar van vele kleine, onverharde wegen die de bergen kruisen tussen Ayasos en Plomari, een tocht die eigenlijk alleen toegankelijk is met een jeep (en een gids). Via het kastanjebos boven Ayasos rijd je naar Karionas en Miliès, en dan is het nog een behoorlijk eind door de bergen voordat je de bovenloop van de Sedoenda bereikt.
Nu ik Plomari en zijn kust tot de Rivièra van Lesvos heb uitgeroepen, zal ik ook een paradijselijke plek noemen die een uitzicht op deze Rivièra biedt. Tussen het hoog in de bergen gelegen gehucht Karionas en het bijna verlaten dorp Miliès ligt – boven op een van de bergtoppen – een plekje waar ik mijn hart aan heb verpand: Toemba, een organische boerderij en paardenranch, waar je niet alleen kunt paardrijden, maar ook een van de vijf huisjes kunt huren die daar tegen de berg zijn gebouwd. Het heeft een klein, eenvoudig café en vanaf het gehele terrein heb je adembenemende uitzichten over de Rivièra van Lesvos, de zee met erachter Turkije en Chios en de bergketens rond de Olympos. Verkies je de rust en de natuur boven de bedrijvigheid van Plomari, dan is Toemba een uitstekende uitvalsbasis voor bergwandelingen (te voet, te paard of per mountainbike), of een tocht naar het mooie Plomari (en omgeving).
Soms vraag ik me af, waarom ik eigenlijk niet in het zuiden van het eiland woon…