Het is onvoorstelbaar dat de Griekse toeristenbond al meer dan een eeuw bestaat. Klachten over erbarmelijke hotelkamers, gebrek aan (lokale) samenwerking of een plan voor de toekomst zijn al zo oud als deze staatsinstelling, die in 1914 werd opgericht. De Grieken denken dat met het publiceren van enkel mooie plaatjes de bezoekers vanzelf wel geld laten rollen in hun economie.
Er zijn altijd al toeristen geweest in het land van de Olympische goden. In de aan mythen grenzende tijden legde men heel wat kilometers af om de Zeven Wereldwonderen aan te gapen, te swingen tijdens grote muziekevenementen, te discussiëren tijdens theaterfestivals of om een felbegeerde laurierkrans te bemachtigen bij de Olympische Spelen die zó belangrijk waren, dat er tijdens de periode dat de sporters het tegen elkaar opnamen, geen wapengekletter mocht worden gehoord: zowel deelnemers als toeschouwers moesten in alle rust door de diverse regio’s kunnen reizen. Wat zou het heerlijk zijn om gedurende de Braziliaanse spelen alleen maar goed nieuws in de kranten te vinden!
Lesvos, dat enkel in 2004 door de reizende Olympische toorts werd beroerd, is wat achtergebleven op toeristisch gebied. In de oudheid zullen de heetwaterbronnen allicht wat kuurgasten hebben opgeleverd, maar het eiland had geen wereldwonder in huis, noch grootse nationale festivals. Toch was in de oudheid Lesvos’ natuur al beroemd: Theophrastos liet er de botanische wetenschap ontstaan en Aristoteles reisde speciaal naar het eiland om planten en dieren te bestuderen (zie de documentaire: Aristoteles’ Lagoon). Later bombardeerden de Romeinen Lesvos tot het groene lustoord van de Egeïsche zee. Vervolgens viel er een gat in de toeristengeschiedenis, hier en daar opgevuld door een enkele reiziger die een dagboek bijhield.
De Griekse toeristenbond zal de mening van de Romeinen vast niet hebben gedeeld: in het begin van de 20ste eeuw kwamen de meeste toeristen alleen op oudheidkundige bezienswaardigheden af en die lagen op Lesvos bijna allemaal plat, met uitzondering van her en der wat kastelen. Pas begin zestiger jaren, toen de eerste toeristen zorgvuldig het eiland geheim hielden omdat ze dachten in het verborgen paradijs te zijn beland, was het eerste toeristenbouwwerk een feit: Hotel Delfinia in Molyvos (1961). Sindsdien volgde het bezoekersaantal een stijgende lijn.
Dit jaar echter suisde die lijn van grote hoogte naar beneden, omdat toeristen bang zijn voor vluchtelingen, die echter alleen in en rond de kampen vlakbij Mytilini bivakkeren. De door de crisis al zo geplaagde middenstand is radeloos en echoot de ene noodkreet na de andere in de media. Maar het eiland blijft ongelooflijk stil. Tijd voor wat meditatie, wat het Griekse toerisme – zeker op Lesvos – hard nodig heeft.
De excursies van de grote toeristenbureaus sjokken onveranderd over dezelfde paden, sommige hotels laten hun gasten al tientallen jaren op dezelfde bedden slapen en geen enkele leidinggevende weet welke toeristische trends gelden. Ja, ik geef toe: de laatste jaren is er nauwelijks geld om te renoveren. De crisis waart rond als een zwaar besnorde maffiabaas. Maar wanneer een nieuw, succesvol café of supermarkt de deuren opent, worden die het volgende jaar belaagd door nieuwe concurrenten; daar is dan weer wél geld voor.
Afgelopen week werd met bescheiden tamtam het oude badhuis van Molyvos heropend, na een jarenlange opknapbeurt. Bij menigeen kwamen kleurrijke herinneringen bovendrijven over reinigende wasbeurten en olijke waterpret, daar het lange tijd de enige wasgelegenheid van het dorp was. De luxe van thuis badderen kwam pas langzaam op gang, in de tijd dat hotel Delfinia’s zwembad een tweede badhuis dreigde te worden.
De badruimtes zijn weer in oude, marmerrijke glorie hersteld, doorzichtig glas bedekt vloeren en lichtgaten van koepels in typisch Turkse badstijl, kleedkamers zijn glanzend gelikt geverfd en de kranen blinken als goud. Er stroomt echter geen water meer, noch worden de ruimtes gehuld in die mysterieuze stoom die van badhuizen zulke aantrekkelijk spannende ruimtes maakt: de hamam van Molyvos is tot museum verworden…
Ook al is het badhuis getransformeerd tot een juweeltje, in plaats van het stof van je af te laten glijden, de gloeiende zon even buiten te sluiten of met vrienden al roddelend te vertoeven in een verkwikkende stoomwolk, moet je er nu kwijlend naar badende mensen op foto’s kijken en betaal je enkel voor een hunkering naar de rust in het water of een weldadige massage. Welke idioot heeft daar de kraan dichtgedraaid?
Het plaatselijk VVV-kantoor is wegbezuinigd naar Mytilini, en veel kleine museums op het eiland zuchten met gesloten deuren en ramen onder centimeters stof. Het Teriade Museum, dat – naast schilderijen van Lesvos’ grootste schilder Theofilos – werk bezit van o.a. Chagall, Matisse en Picasso, belooft al jaren tevergeefs open te gaan, het weer en de tijd de ruimte gevend om de kunstwerken aan te tasten. Ik wed dat de hamam van Molyvos er over 3 jaar weer precies zo uitziet als het de afgelopen decennia erbij stond: een van de vele gesloten en tot verval veroordeelde panden van het dorp. Net zoals het kantoortje voor de douane in de haven van Pètra: daar heeft zelfs geen vluchtelingenboot ooit aangelegd.
Het tekent het toeristenbeleid op het eiland: eigenbelang nastrevende schreeuwlelijkerds maken de dienst uit, zodat we nu niet de luxe kunnen genieten van hoe het écht voelde in een Turkse hamam, wat mijns inziens vast meer bezoekers had opgebracht. Daarvoor moeten we naar Mesagros, waar de badgebouwen uit 1898 niet alleen zijn opgeknapt, maar waar je je tevens loom kunt wentelen in warm water, omgeven door ondoorzichtige stoom en geurende zeepwolken.
De keuze aan badgelegenheden wordt steeds kleiner op dit heetwaterbron-rijke eiland. De heetwaterbaden in Eftaloe, jarenlang – ’s winters en ’s zomers – een populair oord om te kuren, zijn sinds de laatste uitbaterswisseling al bijna een no-go area geworden wegens slechte service of veelvuldige sluitingsdagen; en de baden van Lisvori liggen er na een catastrofale poging tot restauratie, al jaren verlaten bij. Geen gemeenteraadslid die daar wakker van ligt.
In de honderd jaar dat de Griekse toeristenbond bestaat, is er geen enkele minister geweest die lokaal toerisme verbond met een aantrekkelijk nationaal plan en laat men het geheel over aan lokale potentaten. Het lijkt erop dat we moeten wachten tot die vreselijke sultan van de overkant overwipt om de baden weer bruikbaar te maken voor een groter publiek.