De grote vijf van Lesvos 

De Grote Vijf heb je in allerlei soorten en maten. De meest bekende is het safari-rijtje-van-vijf, oorspronkelijk de moeilijkst te schieten dieren in Afrika: buffel, leeuw, luipaard, neushoorn en olifant. Die heb je natuurlijk niet op Lesvos rondlopen. Wel schittert de Lesvoriaanse herdersroman Daphnis en Chloë van de schrijver Longos tussen de vijf ‘grote’ Griekse romans: Kallirhoë van Chariton, Ephesiaka van Xenophon van Efese, Leukippe en Kleitophon van Achilles Tatios en Aethiopica van Heliodoros van Emessa. Ik moet bekennen dat ik nog nooit van deze romans had gehoord (behalve dan die van Longos): het is maar dat Wikipedia het zegt…

De Grote Vijf van Lesvos staan nog niet op Wikipedia, maar ik ken ze wel degelijk. Dat rijtje begint met de amandel-, appel- en perenbloesems. In Japan vieren ze op uitbundige manier de bloei van de kersenbomen. Lesvos zou daar een voorbeeld aan kunnen nemen: wanneer een deel van het eiland in roze amandelwolken is gehuld, doet dat net zo magisch aan als de kersenbloesem in Japan. Zodra het nieuwe jaar begint, zie je in deze vruchtbomen uitbottende knoppen verschijnen, waarna tot en met februari de bloesems verschijnen, vaak nog terwijl Koning Winter het eiland in zijn greep houdt. Het zoete parfum van een bloeiende amandelboom streelt het reukorgaan, terwijl het gehoor wordt getrakteerd op een een gratis concert van bijen die met veel tamtam uit hun winterslaap zijn gekropen. De amandelbloesems worden op de voet gevolgd door wilde appel- en perenbloesems, die met hun sneeuwwitte bloemen over menige berghelling een deken van delicaat kant leggen, ook een schouwspel om nooit te vergeten.

Dan kruipt ook de tweede groep van The Big Five of Lesvos uit de knop: de wilde orchideeën, die vanaf februari in zo’n honderd soorten op het eiland bloeien. Ze zijn veelal klein, slechts enkele centimeters hoog, zoals bijvoorbeeld de schattige, gele siculaatjes (Ophrys sicula), die meestal de spits afbijten. Een van de grootste – en ook een vroege vogel – is de Reuzenorchis (Himantoglossum robertianum), die wel een meter hoog kan worden. Orchideeën vinden het heerlijk om zich als insecten voor te doen, om aldus wat vliegend volk te lokken. Elke soort trekt zijn eigen insect aan, maar dat wil nog wel eens misgaan: omdat óf de vermomming niet perfect is, óf de bij een beetje dom, ontstaan er nog steeds nieuwe kruisingen, een unicum in de plantenwereld. Vroeger werd van de orchideeënbollen een drankje gemaakt, dat veelal in plaats van koffie werd gedronken: salep. Om de orchideeën te beschermen, mag je in Europa deze drank niet meer maken. Maar zo’n potentieverhogend drankje schrap je niet een-twee-drie uit een cultuur, dus menige Griek slaat dit verbod in de wind zodat er hier en daar best nog wat salep te verkrijgen is. Maar je komt geen massa’s mensen meer tegen, die overal orchideeënbollen uitgraven, om hun hart te warmen of om beter in bed te presteren.

Reeds in december en januari steken gekleurde anemonen hun kopjes boven het maaiveld uit. Na alle tinten tussen wit, roze en paars, volgen de rode anemonen, de voorlopers van de rode zondvloed, want wanneer die uitgebloeid raken, openen de klaprozen hun blaadjes in april en mei. Hoe mooi de hellingen met gekleurde anemoontjes ook kunnen zijn, de klaprozen die een bloedrode glans over hele graslanden leggen, zijn absoluut de kampioenen. Niet alleen hun op tulpenvelden lijkende vertoning doet je hart smelten: soms is zelfs één enkele klaproos tussen gele en paarse bloemen al genoeg om je hart sneller te doen kloppen. Het is elk jaar weer een hemels avontuur om verrast te worden door deze klappende donderbloemen, die met hun schitterende kleur wekenlang het landschap domineren.

Op buureiland Chios heb je echte tulpenvelden, gelijk aan Nederlandse bollenvelden (en aan de Lesvoriaanse klaproosvelden), en ze worden daar aangeduid met de muzikale naam Lalades. Op Lesvos doen deze bloemen het wat rustiger aan, en – voorzover ik weet – hebben ze ook niet zo’n prachtige naam. Ze bloeien op hoge berghellingen waar ze mondjesmaat hun schoonheid tentoonstellen, zoals op de Lepetimnos, hoog boven Ayasos en Agra, of bij Klapados. Behalve dan in één bos, ergens tussen Vrissa en Vatera, waar ze massaal hun kroonjuwelen laten schitteren op een steile helling tussen grauwe dennenbomen, wat een sprookjesachtig effect geeft. Het zijn rode tulpen met frivool gegolfde bladeren (Tulipa undulatifolia). Dat er ooit een lucratieve handel in tulpen importeren bestond, wil ik best geloven: rondlopen in dat stukje bos maakt je muisstil van ontzag voor de natuur.

Om ook stil van te worden is de vijfde ‘must-see’ van het eiland: de gele rododendron (rhododendron luteum), die zich van de top van de berg Ilias (boven Parakila) naar beneden stort. Rijdend over adembenemende steile berghellingen, begroeid met schemerige dennenbossen en opgefleurd door menige orchidee, kom je ze als gele, snelstromende rivieren tegen en zie je na elke kronkel in de weg wel weer een andere lichtgevende stroom die zich van grote hoogte de diepte in werpt. Het is de enige plek in Europa waar je je kunt laten bedwelmen door hun honingzoete geur, wat overigens niet zonder gevaar is… Eens was er een leger dat zich in Turkije aan het terugtrekken was en zich moest voeden met wat de natuur de manschappen gaf. Zo vonden ze honing en aten hun buiken vol, maar werden ’s nachts doodziek, als gedrogeerd, en waren de volledige nacht geveld. Gelukkig was er geen vijand in zicht en liep dit avontuur met een sisser af. Later ontdekten wetenschappers dat het leger waarschijnlijk honing van de gele rododendron moet hebben gegeten.

Uiteraard zijn er nog veel meer prachtige of eigenzinnige bloemen te vinden. Maar als er ooit een officiële Big Five van Lesvoriaanse lentebloemen moet komen, dan zijn dit de planten die je echt een keer móet zien in hun natuurlijke habitat: amandelbloesems, wilde orchideeën, klaproosvelden, verborgen tulpen en de rivieren van gele rododendrons.