Een Valonia eikel
De zomer weet van geen wijken, terwijl de natuur zich opmaakt voor de herfst. Langzaam kleuren de bladeren, vallen de bladeren, knisperen de bladeren onder je voeten. Als klein kind nam mijn vader me mee naar lommerrijke lanen, waar majestueuze eikenbomen gele bladeren regenden waartussen de eikels vielen die je vanaf de vochtige grond glimmend toelachten en waarvan ik zakken vol meenam om er thuis poppetjes van te maken met behulp van luciferstokjes.
Hier en daar raap ik nog wel eens een eikel op. Tenslotte staan er overal op Lesvos bosjes eikenbomen. Dan sta ik daar met een eikel in de hand en weet er niets mee te doen. In Korea maken ze eikeltjesgelei: dotori-muk. Met een hoop geduld, omdat eikels tannine bevatten die er eerst moet worden uitgeweekt. Ik vraag me af, of er dan nog enige smaak overblijft.
De nimf Circe was verbannen door haar vader, toen Odysseus en zijn gezelschap op haar eilandje aanmeerden. Ze veranderde de bemanning in zwijnen en gaf ze eikels te eten. Zo kon ze extra lang genieten van Odysseus, die er na de Trojaanse oorlog jaren over deed zijn huis terug te vinden. Maar dat is een mythe. Later werden eikels tot meel vermalen om brood te bakken. En tegenwoordig is er eikeltjeskoffie. Ik heb toch liever kastanjes of andere noten die ooit, honderden jaren geleden, de eikels verjoegen van de lijst met basisvoedsel.
Tegenwoordig staan eikenbomen een beetje nutteloos in het landschap, ook al geven ze schaduw en zijn ze prachtig groen. Het is de boom van Zeus, maar niemand die nog over de gave beschikt om door middel van eikenbladgeritsel een gesprek met Zeus te voeren, laat staan in de toekomst te kijken, zoals ooit vroeger werd gedaan voordat tempels het orakelen overnamen.
Eind negentiende eeuw verdiende Lesvos flink met internationale handel in diverse goederen. Het verkocht aan Frankrijk in één jaar tijd (1889-1890) wijn voor 117.000 Franse frank, rozijnen voor 100.000 frank, ‘vallonée’ voor 70.000 frank, olijfolie voor 56.000 frank, leer voor 27.000 frank en gedroogde vijgen voor 3000 frank.
Ik had even moeite het Franse woord vallonée te plaatsen (vallonée betekent heuvelachtig, wat je natuurlijk niet kunt exporteren). Het woord is afgeleid van de Valonia eik (Quercus ithaburensis ssp. macrolepis) en is de naam voor de hoedjes (napjes) van de eikels. Valonia eiken zijn ruimschoots aanwezig op Lesvos, net als op het eilandje Kea waarvandaan boten vol geoogste eikelhoedjes naar Lesvos werden gestuurd.
Daar de grote hoeden waarin Valonia eikels groeien, veel weg hebben van een charmante bol vol gekromde, frivole bloemblaadjes, noem ik deze eikenbomen chrysantenbomen. De forse nappen staan bol van tannine, een ideale stof voor leerlooierijen. Zo hielpen eikenboomschors en Valonia hoeden ooit bij het veranderen van een stugge dierenhuid in soepel leer, tot ook de leerlooiers werden verleid door chemicaliën en de eik met zijn schors en eikels werd afgedankt.
Lesvos telt verschillende soorten eikenbomen en ooit werden ze ook onderhouden als schaduw producerende hoeders voor moestuinen, die rond de dorpen floreerden. Echter na de Tweede Wereldoorlog – toen er bittere armoede op het eiland heerste – lieten grote emigratiegolven de tuintjes onbeheerd achter, net zoals de eiken. Er was niemand meer om de bomen te beschermen, tegen bijvoorbeeld de schapen- en geitenteelt, die vooral in het westen welig tiert dankzij vorstelijke subsidies en verlaten akkers en terrassen. Er zijn enkele gewassen die na afgeknabbeld te zijn weer vrolijk terugkomen, maar de eik behoort niet tot die categorie. Het westelijke landschap van Lesvos – dat al een kaalslag te verduren kreeg door scheepsbouw – is nu letterlijk leeg gevreten, en door die overbegrazing waan je je in een maanlandschap.
Lesvos moet zuinig zijn op bomen, niet alleen op eikenbomen maar ook op kastanjebomen, die jaren geleden een ziekte hadden. Nu het kastanjebos is gered, is het de enorme dennenscheerder (Tomicus piniperda), een kever die op legersterkte dennenbossen aanvalt. Ook hoor ik over stervende palmbomen en zie ik een voortschrijdende sterfte onder amandelbomen, maar ik heb geen idee waarom. Het nu grotendeels boomloze westen heeft nooit iets ondernomen tegen de verdwijning van bomen, waaronder vooral eikenbomen. Ook al heeft die uitgestrekte leegheid een bepaalde charme, ze brengt ook gevaren met zich mee.
Vanwege de opwarming van de aarde wordt het eiland almaar droger, waardoor het verwoestijnen van het zuidwestelijke landschap sneller naar het noorden opschuift. Het lot van de eikenbomen is slechts een voorbode van wat er allemaal kan verdwijnen. Ook al zijn ze economisch niets waard, je kunt het eiland moeilijk aan toeristen verkopen als een kaal maanlandschap. Bomen moeten beter beschermd worden, net zoals er strengere regels nodig zijn voor die eindeloos vretende schapen en geiten. Zeus zou eens in actie moeten komen om zijn boom te beschermen.