Vissen

Nu de meeste toeristen het eiland hebben verlaten, valt er een verzadigde stilte over de weer groen wordende heuvels en bergen. Deze rust wordt alleen onderbroken door kwekkende vogels of een windvlaag die door de bomen riedelt. Wanneer Zeus zijn paarden er niet van langs geeft op zee en de witte schuimkoppen in toom houdt, is ook de zee in ruststand. Een vissersbootje komt aan pruttelen. Murmelende muziek, goed voor meditatie. Vissen is dan ook een geliefd tijdverdrijf voor veel mannen op Lesvos: schommelen in een bootje op zee, of aan het strand al rokend turen over de zee. Wanneer een vis besluit om toe te happen, is dat meegenomen.

Vorige week vibreerde de noordkust echter van ronkende motoren in de verte. In de Turkse wateren lag ’s avonds een twintigtal grote vistrawlers de zee leeg te trekken. Met hun grootse verlichting waande je je aan de overkant van Istanbul. Ik moet er niet aan denken hoeveel ton vis de zee die nacht lichter is geworden.

De visstand op Lesvos (net zoals elders op de wereld) gaat dan ook hard hollend achteruit. Dat is niet de schuld van de Lesvorianen: die hebben slechts enkele grote vistrawlers (als die al uit Lesvos komen; de Griekse vloot telt er zo’n 300). De visvloot van Lesvos bestaat voor het merendeel uit kleine, traditionele vissersboten, sommige zelfs nog van hout. Daar hangt de ene man nog in de ra om uit te kijken naar een school vissen, terwijl de andere man het bootje over de golven stuurt. Het eiland kent talrijke pittoreske haventjes waar die kleurrijke bootjes wachten om uit te varen.

Twee jaar geleden hadden de vissers helemaal een slecht jaar. Toen werd er nog bijna enkel op vluchtelingen gevist. Niet alleen brachten ze geen vis meer thuis, maar velen van hen raakten ook nog eens getraumatiseerd. Nu varen oorlogsschepen en Frontex boten op en af om de 2 tot 4 boten met vluchtelingen die er nu gemiddeld per nacht arriveren, op te pikken. De vissers kunnen zich weer rustig wijden aan hun vispraktijken.

De kleine vissers leveren veelal aan lokale restaurants. Kakelvers verschijnen de vissen vervolgens op je bord. De vis kent echter zijn seizoenen: nu word je om de oren geslagen met palamida (bonito) en lakerda (zoals veel Lesvorianen een kleine tonijnsoort noemen; van oorsprong is lakerda echter een manier om vis te pekelen). Sardientjes uit Kalloni zijn wereldberoemd, maar die eet je alleen ’s zomers. ’s Winters mogen er dan weer schelpdieren worden opgediept. Stormachtige dagen en door volle maan verlichte nachten zijn ook nog eens tijden waarop een visser zich niet op zee laat zien, met als gevolg dat er geen vis aan wal komt.

In Eftaloe (niet ver van Molyvos) leefde eens een heel beroemde visser. Hij woonde op het strand met een hele zwerm katten, honden en een zeemeeuw: Andonis de visserman. Zijn vader was al even beroemd. Het boek Ψαρόγιαννος (visserman Yannis) van Takis Chatzianagnostoe gaat over hem en is zelfs verfilmd op Lesvos, met prachtige muziek van Yannis Markopoeloe. Kijkend naar een trailer van de film, kreeg ik een déjà vu: de beelden toonden onbeschaamd een Lesvoriaanse variant van de beroemde Zorba de Griek-dans, ooit zo meesterlijk vertolkt door Anthony Quinn. Ik heb het snel even gecheckt: Zorba kwam in 1963 uit en de eerder genoemde film in 1966.

Andonis is te zien in een mooie documentaire over de vissers van Molyvos: Ψαραδες και ψαρεματα (Vissers en hun technieken). Deze film laat zien dat het vroeger nog een eerlijke strijd was tussen de vissen en hun jagers. Met dansende voeten en stenen werden de vissen gelokt of in de netten gedreven, of met een emmer zonder bodem gespot.

Nu wordt er nog enkel individueel gevist, met netten of een hengel, naast die grote vismonsters dan, die via de Turkse kust de zee rond Lesvos leegvissen. Er zijn niet veel jongeren die hun vaders opvolgen en in een klein vissersbootje stappen, vooral omdat de vangsten steeds minder belovend zijn. Wanneer dit zo doorgaat, worden ook vissers met uitsterven bedreigd, net zoals de ezels die sinds de dood van ezelman Michalis nog nauwelijks rondlopen hier in het noorden van Lesvos. Ik moet er niet aan denken dat dat rustgevende gepruttel van die kleine bootjes op zee niet meer te horen is, en ik vraag me af wie het eerste uitsterven: de vissers of de vissen.