‘Aristoteles’ Lagoon’
In vergelijking met vroeger heb je tegenwoordig enorm veel reizigers, die dankzij het vliegtuig zich kunnen permitteren meerdere malen per jaar op vakantie te gaan. Eigenlijk is op vakantie gaan niet echt reizen: je gaat naar een vooraf besloten plek via een vooraf besloten weg voor een vooraf besloten tijdsduur, terwijl reizen meestal inhoudt dat de weg niet vastligt, noch de reisduur, en alleen het reisdoel min of meer vastligt.
Lesvos is een vakantiebestemming. Vroeger, toen Rome het voor het zeggen had in Europa, was het zelfs al een vakantieoord voor de Romeinen, die het eiland ‘De tuin van de Egeïsche zee’ noemden. Ondanks dat reizigers Mytilini uitriepen tot mooiste stad van de Egeïsche zee, bleven tot midden twintigste eeuw de reizigers liever het Griekse vastenland bezoeken om monumenten uit de oudheid te bewonderen, zoals de Akropolis en Delphi. Zo viel Lesvos een beetje tussen de wal en het schip van Athene en Konstantinopel en werd het slechts bezocht door mensen op weg naar de Oriënt.
Onbegrijpelijk, want Lesvos was bijvoorbeeld het eiland dat Aristoteles koos om zijn studie over dieren op te zetten, later opgetekend in zijn boek Historia animalium. Hij werd hiervoor uitgenodigd door Theophrastus, een wetenschapper uit Erèsos, die wordt beschouwd als de grondlegger van de plantkunde. De een deed de plantjes, de ander de dieren. Aristoteles viel als een blok voor de omgeving van de Golf van Kalloni, waar hij zowel vissen als landdieren kon observeren en ontleden. De Engelse BBC maakte een interessante documentaire over het belang van Aristoteles’ studie op Lesvos, Aristoteles’ Lagoon, een film die tegelijk een fraaie reclame voor het eiland is.
Veel van de vroegere reizigers waren goed belezen en schreven over hun avonturen, wat vaak onderhoudende literatuur opleverde, maar ons vooral een beeld geeft van hoe het er vroeger uitzag. Reeds in de zeventiende eeuw maakte de Hollandse regentenzoon Gerard Hinlopen een verslag over zijn bezoek aan Mytilini. Op internet zijn uit einde negentiende, begin twintigste eeuw nog veel meer reisverslagen te vinden, zoals dat van J. Irving Manatt – Aegean Days (1913) en Mary A. Walker – Old tracks and new landmarks (1897), die beiden een verslag op papier zetten over hun bezoek aan Mitilene (zoals Lesvos vroeger werd genoemd).
De meeste mensen verbleven in Mytilini, en bezochten vanuit de hoofdstad andere delen van het eiland. Populair in die tijd was een uitstapje naar de Golf van Jèra, waar de toenmalige haven bekend stond als n’De Haven van de Olijven’, of ze gingen naar de andere grote haven uit die tijd, die van (Skala) Kallonis. Dat ging natuurlijk heel sportief te voet, per paard en wagen, per ezel of per boot. Zo reisde Mary Walker met een gehuurd bootje naar Thermi en het aquaduct van Moria, en nam ze een lijndienst – die tussen ‘Cavalla, Imbros, Tenedos, Molivos, Mitylene en Smyrna’ voer – om in Molyvos te komen. Een bezoek aan Pètra werd vanuit Molyvos met de benenwagen gedaan, over een gevaarlijk voetpad, net verwoest door een aardbeving.
Zelfs in de jaren zestig, toen de eerste auto’s op het eiland reden, was een excursie per auto naar bijvoorbeeld het klooster van Ypsiloe nog een hele onderneming van meerdere dagen, zoals beschreven werd door Betty Roland, in haar boek Lesbos, the pagan island.
De eilanders zelf waren niet zo reislustig, op de koopmannen na, die voornamelijk in Mytilini woonden en van daar uitvoeren naar verre streken in de Oriënt, Rusland en Egypte. De dorpelingen bleven in hun vertrouwde omgeving: wat hadden zij in de hoofdstad te zoeken? Soms moest je wel voor een boodschap naar de hoofdstad, en dat stond vaak gelijk aan een avontuur: in het boek De zeemeermin Madonna verhaalt de Lesvoriaanse schrijver Stratis Myrivilis over de reis van een man uit Sykaminia, die in zijn kleine vissersschuit de hoofdstad Mytilini (Hora) bezocht en straal bezopen terugkwam met een vondeling in zijn bootje.
In de jaren zestig was er wel al een busverbinding tussen Molyvos, Pètra en Mytilini, die twee tot drie uur in beslag nam, maar wanneer het regende kon dat ook makkelijk 4 tot 5 uur worden, daar er rivieren moesten worden overgestoken. Betty Roland geeft in haar boek Lesbos, the pagan island een mooie beschrijving van deze rit, die voornamelijk over bar slechte wegen voer, en waarin de passagiers met al hun bagage zich gedroegen alsof ze op wereldreis waren.
Nu zijn alle hoofdwegen geasfalteerd, zijn er degelijke bruggen gebouwd en zoeft men in iets meer dan één uur van het noorden naar de hoofdstad. Slechts weinig toeristen komen nog maar per boot aan, daar een vliegreis wordt gezien als minder tijdrovend. De mensen hebben haast, willen de zon zien en zijn vergeten dat reizen ook mooie plaatjes en avonturen kan opleveren.
Vliegen gaat snel, maar kost ook geld. Ik hoor regelmatig klachten over de hoge charterprijzen naar het eiland, of over het feit dat de chartervluchten al vol zitten. Maar je kunt natuurlijk op meerdere manieren naar Lesvos gaan, en – zoals de vroegere reizigers deden – per boot op het eiland aankomen, een veel mooiere aankomst dan per vliegtuig. Het makkelijkst is om naar Athene te vliegen en in Pireaus op de boot naar Mytilini te stappen. Het kan nog korter en avontuurlijker: je vliegt ’s morgens naar Izmir in Turkije, neemt op de luchthaven een shuttlebus naar Ayvalik of Dikili (een mooie rit door het Turkse landschap van ca 2 uur) en je hebt de hele middag om zo’n Turks stadje te verkennen, alvorens op de boot naar Mytilini te stappen. Zo heb je meteen ook een eerste excursie gemaakt. Het is bovendien de goedkoopste manier om op het eiland te komen en je ziet nog eens wat onderweg. Izmir schijnt overigens ook zeer de moeite waard te zijn om er één of meerdere nachten te verblijven.
Lesvos mag dan niet behoren tot de meest populaire eilanden van Griekenland, het eiland is nog niet bedorven door massatoerisme. Wat je ziet was ook min of meer wat Aristoteles, de Romeinen en andere reizigers zagen die het eiland prezen als een groene en vruchtbare tuin in de Egeïsche zee: een oase van rust, natuur, aardige mensen en nog wat oude cultuur op de koop toe.