In het oude Griekenland waren mensen die zeiden dat er geoogst kon worden wanneer slakken in de stelen van gewassen klommen. Zoals in het voorjaar, wanneer wilde groenten (chorta) massaal de grond uitspringen en slakken met de jonge, sappige blaadjes complete vreetfestijnen aanrichten. Soms lopen die feesten uit de hand en blijf je zitten met een tuin vol kale stengels of een pot waaruit de jonge zaailingen zijn verdwenen.
Slakken overwinteren niet, maar overzomeren: tijdens de droge maanden kruipen ze achter rotsen, dik hout en in donkere spleten; en sommige soorten verstoppen zich zelfs in de grond, in de hoop dat de zon ze daar niet te pakken kan krijgen. De zo kenmerkende voelsprieten van de slak worden pas weer uitgestoken, wanneer na de zomer de eerste serieuze regen is gevallen. Dat is hier op het eiland net gebeurd, halverwege oktober, maar dan is het oogsten al lang aan de gang. Sterker nog: de opkomst van de slakken betekent voor sommige oogsten juist het einde. Er zijn Grieken die geloven dat de eerste nazomer-regens wurmen aanmoedigen het fruit binnen te dringen. Om te schuilen voor de nattigheid? Geen idee waar deze angst vandaan komt, maar geen Griek zal het in zijn hoofd halen om na de eerste najaarsregen nog bramen, vijgen of druiven te plukken.
Wanneer slakken in de herfst gewassen bestormen, zijn ze zelf aan de beurt om ‘geoogst’ te worden. Ze blijken zo hun eigen plekjes te hebben waar ze foerageren. Zoals in de heuvels van Eftaloe, waar kennelijk smakelijke exemplaren rondscharrelen (met brede strepen versierde huisjes), want de regen is nog niet eens gestopt, of de eerste slakkenvangers lopen er al driftig rond te speuren. Het is het begin van de massaslachting van deze weekdieren. In de nacht knisperen slakkenhuizen onder je voeten en overdag ligt de weg bezaaid met geplette slakken, zo dun als Bretonse flensjes. Na twee dagen zou je denken dat er geen slak meer is overgebleven, maar op een mooie morgen raapte ik er een op, en toen een volgende en weer een volgende, en vol verbazing had ik binnen een kwartier een halve zak wriemelende slakken, die ik aan de eerste dolende slakkenvanger schonk die ik die morgen tegenkwam.
Ik heb nooit over m’n hart verkregen om ze voor te bereiden voor een maaltijd, wat een heel ritueel is: je moet ze namelijk dagenlang opsluiten op een dieet van bloem, opdat hun darmen gereinigd worden. Dan pas worden ze in de pan of op het vuur gegooid, vaak nog levend maar – volgens experts – door het schrale eten weer terug in hun zomerslaap gesust. Toch is het laf dat ik niet naast een pan vol schreeuwende slakken wil staan, want eenmaal als smakelijk gerecht bereid, schep ik graag een bordje ermee vol.
Slakken lijken alleen geliefd wanneer ze met andere ingrediënten gekookt of gebakken worden (zoals in een lokaal recept met kweepeer, tomaat en ui). Minder bekend is dat hun slijm medicinale krachten heeft, zoals voor het helen van huid en wonden. Aldus Hippocrates. Rondom en in mijn huis sluipen altijd slakken rond en ik vroeg me opeens af, of zo’n slak – al kruipend met slijmspoor over mijn litteken – dan zijn magische krachten zou vertonen. Maar ik geloof niet dat ik de moed kan vinden om zo’n beest over me heen te laten schuiven. Ook al gelooft een handjevol mensen dat slakken voor een erotische stimulans kunnen zorgen. Maar dat geldt vast alleen voor gekookte slakken.
Slakken eten is ook een kleine revanche op de schade die deze Mollusca in mijn tuin aanrichten. Telkens wanneer de eerste nazomerse regen is gevallen, denk ik er even serieus over na om alle slakken in mijn tuin te vangen en op dieet te zetten voor een copieuze maaltijd. Maar dan twijfel ik, want de exemplaren die in de heuvels van Eftaloe rond banjeren, zijn anders dan de slakken die mijn tuin onveilig maken. Ook al zien de tuinexemplaren er als echte Franse escargots uit (die met knoflook- en peterselieboter worden geserveerd). Dus laat ik het plan maar varen en zie in het voorjaar knarsetandend toe, hoe een volgende golf slakken zich weer vretend door mijn tuin werkt. Daar valt niet tegenop te eten.