(Spiegelorchissen)
Het is deze dagen één groot wilde orchideeënbal op het eiland. Talloze bij elkaar kliekende orchideeën kleuren velden wit of paars, terwijl andere meer op hun privacy zijn gesteld en zich verschansen tussen het groen in de bermen. Deze uitgebreide bloemenfamilie heeft veel verschillende takken, van de op bijen lijkende orchis tot de in abstracte vormen groeiende Tongorchis (Serapias).
Teelballen
Vroege borstorchissen (Ophrys mammosa) schieten brutaal tot wel een meter de lucht in om boven struiken uit te kunnen koekeloeren. Andere orchideeën – zoals de Melkwitte orchis (Orchis lactea) – verstoppen zich juist tussen stekelige takken voor de schapen die kennelijk hebben meegekregen, dat orchideeën lustopwekkend kunnen zijn. Gelukkig hebben de wollige herkauwers nog geen techniek ontwikkeld om de dubbele wortelknollen waaruit de orchideeën ontspruiten, uit de grond te graven. Dat is het culinaire gedeelte van de bloem en de twee stoere bollen hebben Theophrastus bewogen deze planten orchis te noemen, Oudgrieks voor teelbal. Met deze bollen wordt saleppi gebrouwen, dat in Turkije en Griekenland ook wel als vervanging voor koffie werd gedronken én als een afrodisiacum. Ter bescherming van de orchideeën is het drankje tegenwoordig in Europa verboden.
De valse mythe van Orchis
Volgens de Griekse mythologie was er ooit een halfgod, de jongeman Orchis, die op een feestje van Dionysos dronken werd en een priesteres verkrachtte. Een kwade Dionysos liet Orchis meteen in stukken hakken, die achteloos de natuur werden ingegooid. Daar waar het vlees de aarde kuste, kwamen orchideeën op. Volgens een andere mythe kwamen Orchis’ geslachtsdelen op Cyprus terecht, bij een rots in zee. Door de paring van dit stukje Orchis en de zee ontstond Aphrodite, die even later parmantig vanuit bruisende golven aan land stapte om haar plek tussen de Griekse Olympische goden in te nemen.
Een nog beter verhaal is dat deze mythe over het ontstaan van de orchidee misschien wel een verzinsel is van de Franse schrijver Louis Liger, die in 1704 Le jardinier Fleuriste et Historiographe (De bloemist-tuinier en geschiedschrijver) publiceerde waarin dit verhaal voor het eerst is te lezen. Geen Griekse of Romeinse schrijver uit de oudheid heeft het ooit over die Orchis gehad. Ligers verhaal heeft verdacht veel weg van de mythe over Hyacint, een jongeman die werd gedood door een jaloerse god, waarna hij in een bloem werd veranderd.
De grote verleiders
Orchideeën zijn sterk in het verleiden, vooral om bijen te lokken, waarvoor ze zich als gelijk uitziende insecten uitgeven. Andere jagers houden ze ook voor de gek met hun uiterlijk. Zoals de Spiegelorchissen (Ophrys speculum), die met hun blauwe, metalig glanzende bloemen het liefst dicht bij elkaar kruipen, waardoor je uit de verte het idee krijgt dat er een hoop viezigheid ligt met daarop dikke strontvliegen. Maar ze stinken niet, noch hebben ze een bevallige geur die je kan verleiden. Denk je in de verte een veld vol verleidelijk ruikende hyacinten te zien opdoemen, blijken het roomkleurige Stippelorchideeën (Orchis provincialis) te zijn, die – hoe prachtig ze ook staan te flirten – je reukorgaan geen tel beroeren.
Mijn tuin staat vol met Heilige orchissen (Anacamptis sancta), niet mijn favorieten, gezien hun oudroze kleur en ietwat rommelig voorkomen. Voor de hoekige, eigenzinnige Tongorchissen (Serapias) heb ik echter steeds meer achting gekregen: die staan als moderne kunstwerken in het groen erg interessant te doen. Maar nu heb ik een lelijk eendje, een piepkleine orchidee die niet verleidt maar juist doet of ze er niet staat: de Nonnetjesorchis (Neotinea maculata). Het is net een grasspriet uitlopend in wat kleine frummels, die amper zijn te herkennen als bloemetjes. Ik zal er al heel wat hebben vertrapt, voordat ik me realiseerde dat er orchideeën stonden. Ze vallen eigenlijk alleen op door hun gestippelde rozetten.
De Himantoglossum-variant
Hun tegenhangers zijn de Grote bokkenorchissen (Himantoglossum), waarvan de vroege exemplaren (H. robertianum) reeds in februari met hun bloei aanvangen en de laatste van deze familietak (H. comperianum) met een beetje geluk nog in juni in de bergen te vinden zijn. Wegens hun wilde haren noem ik de late exemplaren ‘rasta orchideeën’. Gewend aan hun grote verschijning kwam ik laatst weer zo’n kanjer tegen, alleen klopten de bladeren niet. Het kostte me tien minuten voordat ik me realiseerde, dat het geen Himantoglossum-variant was maar gewoon een bloeiende salieplant (Salvia officinalis), die ik volop in mijn tuin heb staan. Door die verrekte orchideeënkoorts vergeet je bijna dat er nog heel wat andere indrukwekkende bloemen aan de bloemenrace op Lesvos meedoen.