Gisteren was het een zwarte dag voor het eiland, toen minstens 16 vluchtelingen verdronken tijdens een mislukte oversteek van Turkije naar Lesvos. Slechts twee vrouwen konden levend uit het water worden gevist, waarvan er een zwanger was. Terwijl de blauwe zee me ogenschijnlijk onschuldig toelacht, blijft het toch een gevaarlijke plas water, en niet alleen voor de vluchtelingen.
Vroeger bezat Lesvos machtige vloten met vissersboten en transportschepen, zo belangrijk voor de overzeese handel (alleen al Plomari bezat ooit een vloot van meer dan 200 handelsschepen). Op het eiland kon je op meerdere plaatsen voor nieuwe boten terecht; de scheepswerven van Plomari werden zelfs beroemd dankzij speciale boten (trechantiria). Houten boten welteverstaan, het bouwen ervan een ambacht dat van vader op zoon werd doorgegeven. Nu worden steeds meer boten uit andere materialen gemaakt en slinkt de vloot van traditionele houten schuiten zienderogen. Onder andere met dank aan de Europese regelgeving, die geen ruimte meer laat voor traditioneel gebouwde scheepjes.
De scheepswerven op het eiland hebben hetzelfde lot ondergaan. Alleen in Skala Loetron zie je nog boten met hun kont op het droge. Maar daar staan ze voor reparatie, want wie wil nog een nieuwe houten boot hebben? In Plomari, Sigri en in Skala Polichnitos wil je ook nog wel eens een schip, hoog verheven op het droge zien staan. Nog genoeg eilanders die weten hoe ze die oude rotten varende kunnen houden.
Vroeger werden hele bossen omgekapt om hout te vergaren voor de boten. Tot nog niet zo heel lang geleden werd het hars van dennenbomen afgetapt, wat onder andere werd gebruikt om boten waterdicht te maken. Al die industrie is verdwenen, en ook al speelt Griekenland nog steeds een grote rol in de internationale scheepvaart, de machtige tankers en containerschepen worden al lang niet meer van hout gemaakt, laat staan op Lesvos.
Misschien deed Lesvos nog één poging om zijn buurman Chios – waar het gros van de Griekse scheepsmagnaten vandaan komt – naar de kroon te steken: in 1972 werd NEL Lines opgericht, een socialistische maatschappij waar elke eilander zich kon inkopen. Het bedrijf groeide uit tot een van de grote reguliere veerdiensten die over de Egeïsche zee voeren, met 8 boten. Maar de nieuwe eeuw en haar crisis brachten ook hen geen voorspoed. De schepen raakten hopeloos verouderd, doen zelfs het thuiseiland niet meer aan en vorige week ging een van hun schepen, de Virgin Mary of Paros, letterlijk kopje-onder in de Spaanse haven Algeciras. Deze boot werd sinds 2012 gecharterd door een Marokkaanse maatschappij, maar bleek te groot om als veerdienst tussen Tarifa en Tanger te fungeren en belandde aldus in de haven van Algeciras, waar hij bleef liggen omdat NEL Lines toen al in zwaar weer was beland. Inmiddels zijn alle vier hun passagiersschepen – Mytilene, Taxiarchis, Theofilos en European Express – ook uit de vaart genomen en snellen alleen nog de Kenteris I, II en III ergens over de Egeïsche golven.
Vooral tussen de kust van Eftaloe en Turkije zijn de wateren niet alleen voor vluchtelingen gevaarlijk. Ergens middenin steekt een top van een berg, als een onzichtbare ijsberg, halsreikend naar het oppervlak, en menige grote boot heeft er zijn kiel al aan gebrand.
Afgelopen 17 februari was het weer raak: de in Togo geregistreerde Bellatrix, eigendom van een Turkse rederij, lette even niet op en BENG, een botsing met het topje bracht de boot midden op zee tot stilstand. Nadat de graanlading, bestemd voor Izmir, was overgeheveld in andere schepen en de hulpdiensten het schip weer vlot hadden, moest de boot wel naar Pètra varen om daar voor anker enige reparaties te doen en af te wachten of de Griekse autoriteiten de boot wel zeewaardig genoeg vonden. Óf de boot toont vele mankementen, óf de kapitein kijkt liever naar voetbal dan naar zijn koersinstrumenten; feit is dat twee maanden eerder de Bellatrix in Rusland ook al in de problemen raakte: op 4 december 2016 strandde het schip, na uit zijn koers te zijn geraakt in de zee van Azov, bij Yeysk.
De Griekse autoriteiten hebben zo hun bedenkingen, want de boot zwabbert nog steeds van de havenpier van Pètra naar – wanneer de zout- en oorlogsboten aanleggen – het midden van de baai, waar het roestige gevaarte inmiddels een nieuw ijkpunt in zee is geworden. Zou dit in Nederland gebeuren, dan waren er al talrijke ondernemers geweest die daar brood in hadden gezien: het is een prima plek om bijvoorbeeld een café te beginnen. Of een restaurant. Zijn meer dan ruime dek biedt een schitterend uitzicht op Pètra en Molyvos. Maar hier in Griekenland, waar ondernemen betekent dat je eerst heel wat jaren strijd moet leveren tegen het ondoorzichtige oerwoud van Griekse regelgeving, kun je zo’n project wel op je buik schrijven. Het zo door de crisis geplaagde Griekenland is een nachtmerrie om een nieuwe zaak te beginnen, laat staan een onderneming die nog nooit vertoond is. Dus ligt de Bellatrix daar maar wat op het water te schommelen: geld te kosten, in plaats van geld te maken. Totdat ook hij, net als de Virgin Mary of Paros, daar kopje-onder gaat.