In 1970 werd het boek Jonathan Livingston Zeemeeuw van Richard Bach een wereldwijde bestseller. Het is een fabel over een zeemeeuw, die méér wil dan de kolonie van meeuwen waarin hij leeft en waar het leven grotendeels draait om eten zoeken. Jonathan wil vliegen en besteedt daar zó veel tijd aan dat hij wordt verstoten door zijn familie en alleen de wijde wereld intrekt. Hij ontmoet er andere solitaire meeuwen die hem nog beter leren vliegen en hem zelfs leren zich te verplaatsen naar een ander universum, waar alle meeuwen een kunst hebben gemaakt van vliegen. Toch keert Jonathan terug naar aarde, waar hij zijn kennis doorgeeft aan anderen: leren om jezelf te zijn.
Wanneer ik een sierlijke zwerm meeuwen door de lucht zie zeilen, denk ik nog weleens aan Jonathan Livingston: ik zou zó mee willen vliegen. Voor mij zijn zeemeeuwen symbolen van vrijheid. Voor de oude Grieken waren het vertegenwoordigers van zeegodin Leukothea, eens Ino, de dochter van koning Kadmos. Deze prinses kreeg als taak om voor de zuigeling Dionysos te zorgen, wat Hera dermate ergerde dat ze Ino waanzinnig maakte. Wanhopig sprong Ino daarop met haar zoontje Melikertes in zee, waarop de Olympische goden medelijden kregen en haar in zeegodin Leukothea veranderden en Melikertes in de god Palaemon.
Tijdens mijn dagelijkse wandeling langs zee zie ik op de rotsachtige delen van de kust altijd mediterende meeuwen. Zoals Jut en Jul, vlak bij de hete bronnen van Eftaloe. De ene op de ene rotspunt die uit zee steekt, en de andere heeft een andere piek om over het blauwe water te turen. Het lijkt me een volwassen stel dat eeuwig voor elkaar heeft gekozen: meeuwen zijn monogaam en kiezen – net zoals wij ons voornemen in een huwelijk- een partner voor het leven. Ze zorgen samen voor de kinderen die pas na vier jaar hun eigen weg kunnen gaan, nadat ze hebben leren vliegen en eten verzamelen. En het weer voorspellen: wanneer de barometer zakt, vliegen zeemeeuwen landinwaarts om aan de nieuwe luchtdruk te wennen, zelfs dagen voordat er een storm aankomt of een aardbeving zich opmaakt om onheil te zaaien.
Meeuwen zijn intelligent en hebben bijvoorbeeld geleerd schelpdieren op rotsen te pletter te laten vallen, zodat ze het weekdier makkelijk kunnen pakken. Een veldmuisje – een ‘droog’ landdier – wordt even gemarineerd in zee, zodat het in een natte en makkelijk doorslikbare hap verandert. Ook hebben ze de kunst ontwikkeld om gevangen prooien van andere dieren af te pikken. Zelfs een gevangen visje van een walvis is niet veilig voor ze. Of een patatje van een argeloze toerist.
Zeemeeuwen zijn niet altijd geliefd. Ze kunnen bijvoorbeeld flink tekeergaan tegen een argeloze indringer die het waagt vlak bij hun kolonie te komen, wanneer ze zorgvuldig hun eieren uitbroeden. Ik had in Amsterdam een kat die ze op mijn terras aanvielen, wat de kat een meeuwenfobie bezorgde. En zelf heb ik ook wel eens met zekere angstgevoelens naar boven gekeken, toen een krijsende zwerm meeuwen zijn afkeuring uitte over mijn aanwezigheid op hun strand.
In Nederland (en andere, dichtbevolkte landen) kunnen meeuwen een ware plaag zijn: afvalzakken openen, de etensresten overhoop halen en mensen intimideren. Hier op Lesvos gaat het er een stuk vrediger aan toe. Op het eiland blijven meeuwen meestal langs de kust, waar zoveel ruimte is dat ze ver weg van de mensen kunnen blijven. Ze worden niet verleid door etende mensen op straat: de patat wordt netjes geserveerd op borden in voor meeuwen ontoegankelijke tavernes en restaurants. Griekse meeuwen eten gewoon vis, vruchten en ander biologisch voedsel.
Duiven – die andere stadstreiters – worden gegeten, zeemeeuwen echter niet. Door hun vissige dieet schijnt hun vlees behoorlijk vies te smaken. Wat wél een lekkernij is, zijn zeemeeuweneieren. Die smaken naar licht gezouten kippeneieren en zijn een stuk groter.
Voor zover ik weet, zijn meeuweneieren geen specialiteit van het eiland, terwijl er toch talloze kolonies rond het eiland te vinden zijn. Zo broeden er ongeveer vier- tot zevenduizend meeuwen (als het er al niet meer zijn) in het voorjaar op Nissiopi, een van de eilandjes tegenover Sigri. Ook het Konijneneiland tegenover Pètra is populair bij deze vogels en zou dus eigenlijk Meeuweneiland moeten heten, want de konijnen die daar eens rondhuppelden, zijn allang uitgestorven.
Tot welke kolonie Jut en Jul behoren, weet ik niet. Net zoals die van Jonathan, een eenzame meeuw die op een ander deel van Eftaloe een rotspuntje in zee bezet houdt. Af en toe zie ik een middelgrote kolonie op zee dobberen of krijsend vissersboten achterna zitten, maar waar de nestplek is, daar heb ik geen idee van. En dat is maar beter ook voor ze, want sinds ik heb gelezen over meeuweneieren, ben ik toch wel heel nieuwsgierig geworden naar hoeveel lekkere gerechten je daarmee kunt maken.