In februari publiceerde de Wereldbibliotheek een door Hero Hokwerda gemaakte nieuwe vertaling van het boek Leven en wandel van Zorbás de Griek van de schrijver Nikos Kazantzakis. Zorbás is een van de meest bekende Grieken, dankzij de verfilming in 1964 van dit in 1952 uitgegeven boek door de Griekse regisseur Michalis Kakoyannis. Geloof het of niet, de film maakte niet alleen Zorbás wereldberoemd, maar introduceerde ook een nieuwe dans in de wereld: de al even zo beroemde sirtaki
De sirtaki is dus eigenlijk een uitvinding van de choreograaf van de film Zorbás, omdat hoofdrolspeler Anthony Quinn te stijf was voor de in het boek beschreven traditionele hassapikosdans. Het is zo’n vrolijke dans, dat je er zelfs de meest koppige ezel mee de berg op krijgt. En net zoals de sirtaki dus een uitvindsel van de film was, is ook de hoofdpersoon uit Kazantzakis’ roman een verzinsel, die echter wel gemodelleerd werd naar een vriend van de schrijver: Jorgos Zorbás.
Het verhaal gaat over schrijver Vasilis die een mijn op Kreta wil openen, een mijnwerker genaamd Alexis Zorbás ontmoet en deze overhaalt om met hem mee te gaan. Zorbás blijkt vol verhalen en filosofieën te zitten, en is een bron van inspiratie voor Vasilis, die probeert een boek over Boeddha te schrijven. Alexis is gek op vrouwen, hekelt de kleingeestige dorpsmentaliteit en die van vrome monniken, zit vol ideeën en streken, ziet het leven als een uitdaging en is niet bang voor de dood.
Had deze bekende literaire Zorbás een voorganger? Het boek The Colossus of Maroussi van de Amerikaanse schrijver Henri Miller, gepubliceerd in 1941, gaat ook over de vriendschap tussen de schrijver en een Griek die hij ontmoette, toen hij in 1939 Griekenland bezocht: Jorgos Katsimbalis (1899-1978). Deze Griekse schrijver en oprichter van het literaire tijdschrift Ta Nea Grammataleefde op z’n Zorbás’: hij had een vrijgevochten geest, hield van drinken, stevige discussies en sociale uitstapjes. Misschien maakte deze Griekse levensstijl – het leven nemen zoals het komt – zelfs meer indruk op Miller dan alle oudheidkundige plekken die ze samen bezochten, hoe lyrisch hij ook was over de meeste ervan. Miller had zijn Zorbás ontmoet, maar moest noodgedwongen naar huis toen de Tweede Wereldoorlog in alle hevigheid losbrak.
The Colossus of Maroussi (de naam die Miller aan Katsimbalis gaf) dat hij bij thuiskomst schreef, is een fraaie ode aan Griekenland, werd gepubliceerd in 1941 en bracht in de jaren 50 en 60 menige fan op het idee om dit land van de goden te bezoeken. Een betere reisgids was er in die tijd waarschijnlijk niet.
Henri Miller, Katsimbalis noch Jorgos Zorbás zijn bij mijn weten op Lesvos geweest. Van alle beroemde personen die Lesvos op de kaart hebben gezet, komt de schilder Theophilos misschien wel het dichtst bij het karakter van Zorbás in de buurt: een man die zich ogenschijnlijk niets van de conventies aantrok, zijn eigen leven leidde en zich kleedde zoals hij zich voelde, terwijl hij het leven om zich heen bestudeerde voor zijn schilderijen.
Ook Sappho hield van het leven en schreef er lovend over, maar deze dame had meer de donkere blues. Ze introduceerde gedichten over roerselen der ziel die veelal pijn in het hart inhielden.
Een andere vrijbuiter die het eiland voortbracht, is de beruchte zeerover Barbarossa. Maar of die vrolijk was en elke dag omarmde alsof alles nieuw was, is niet bekend.
Maar er moet een Zorbás op het eiland zijn geweest, die net als Alexis een kabelbaan heeft aangelegd. Niet voor een houtzagerij, maar voor het hars dat vorige eeuw volop werd geoogst op het eiland, vooral in de bossen rondom Megalo Limni en de Pessas waterval (Polistami). Daar kun je de resten zien van de kabelbaan, die van de bergen naar beneden richting de Golf van Kalloni nabij Skala Vasilika liep, waar de hars werd verscheept. En het lijkt erop dat die kabelbaan – in tegenstelling tot die van Alexis – zijn werk heeft gedaan.
Veel mensen die Lesvos bezoeken, keren hier regelmatig terug: het eiland heeft misschien wel het hoogste aantal terugkerende toeristen van heel Griekenland. Er zijn erbij die het eiland al sinds de jaren 60 bezoeken, en hun verhalen over vroeger doen denken aan de avonturen van Miller met Katsimbalis: uren drinken en praten in de kafenions, avontuurlijke uitstapjes maken en genieten van de natuur, meestal in gezelschap van een of meerdere lokale inwoners. Het lijkt wel of er tientallen Zorbássen rondliepen in die tijd…
Er wordt wel eens gezegd dat de tijd heeft stilgestaan op Lesvos. Het is in ieder geval nog niet onder de voet gelopen door de toeristen, en de slaperige dorpjes met hun kafenions waar mannetjes zitten die daar al zaten voordat Zorbás in de bioscopen te zien was, maken veel indruk. Ook de mysterieuze kloosters (sommige nog bewoond door een aantal stoffige monniken en andere regelmatig druk bezocht door pelgrims) doen je beseffen dat er wel degelijk een ander leven bestaat naast het drukke bestaan in de westerse, overbevolkte gebieden. Zelfs het handjevol moderne windmolens op onherbergzame bergtoppen lijkt al vergroeid met de geschiedenis.
Maar of de tijd nu heeft stilgestaan of niet, ook nu lopen er nog de nodige Zorbássen rond: mannen die wat schapen houden, enkele olijfbomen hebben en een simpel, doch gelukkig leven leiden. Je komt ze wel eens tegen in de kafenions, wanneer ze een ouzo’tje achterover slaan en mezèdes naar binnen werken. Met een klein inkomen van het leven genieten, dat is wat veel Grieken doen. Gedwongen door de crisis, of gewoon als levenstijl…