Over het uit de hand lopende massatoerisme.
Toerisme is een plaag geworden. Ik vraag me af het nou echt leuk is om met z’n duizenden op een kluitje op een rots in zee naar de zonsondergang te turen, of in een mensenmassa schuifelend een oude tempel te bezoeken, terwijl de zon onbarmhartig benen, nekken en neuzen verbrandt. De meerderheid is het tegenwoordig alleen maar te doen om een plaatje te kunnen schieten. Ook al staat internet vol met dezelfde foto’s.
Terwijl het ene gedeelte van de wereldbevolking zich veelal te voet of per wankele boot uit de voeten maakt voor oorlogsgeweld en andere levensbedreigende zaken, reist het andere gedeelte onbekommerd naar streken die nog niet worden geteisterd door ellende. Het is een rare wereld, met mensen die het ervoor over hebben om uren te wachten op een glimp van Nederlands beroemdste schilderij De Nachtwacht, om in files over het water te paraderen teneinde de Palazzi in Venetië te kunnen fotograferen, en om heel lang en geduldig in de rij te staan om de Notre Dame in Parijs te mogen betreden.
Overvolle campings, krioelende mensen op stranden, heftige files op snelwegen, toegangskaartjes jaren van te voren boeken: wat bezielt mensen om hutjemutje hun vrije tijd te verkwisten? Meerdere steden en andere hippe plekken seinen noodkreten uit. Niet alleen Amsterdam, Venetië of Parijs dreigen te bezwijken onder een teveel aan bezoekers, ook het Griekse eiland Santorini heeft aan de noodrem getrokken: miljoenen mensen bezochten vorig jaar dit eens zo sprookjesachtige eiland. Nu moet het er een hel zijn van wachten, voetje voor voetje door een straatje schuifelen en elleboog aan elleboog ‘romantisch’ de zonsondergang fotograferen. En dat in de zomerse hitte.
Het is niet alleen Europa dat zucht onder de bezoekersdrift. In Thailand is Maya Bay voorlopig gesloten, omdat het dagelijks werd overspoeld door 3000 tot 4000 strandliefhebbers, aangetrokken door de daar gedraaide film The Beach. In de Filipijnen werd het toeristeneilandje Boracay voor enkele weken gesloten om schoon schip te maken, en in Peru mag alleen nog maar een beperkt aantal toeristen het oude inca dorp Machu Picchu bezoeken. En de lijst gaat maar door…
Je kunt dus wel stellen dat het nog geen eeuw oude massatoerisme uit de hand is gelopen. Vroeger was reizen voor je plezier alleen weggelegd voor de rijken. Pas begin 20ste eeuw werd het de arbeiders vergund om de wereld te gaan verkennen. Ook al hadden die niet het geld om heel ver weg te geraken, toch konden veel mensen eindelijk een dagje aan zee of elders in de natuur doorbrengen. De jaren 60 deden er een schepje bovenop met goedkope vliegtickets en zo begon het vliegtoerisme, dat nu fatale vormen dreigt aan te nemen.
Vandaag de dag is het voor de gemiddelde Europeaan normaal om meerdere keren per jaar het luchtruim te kiezen. Dankzij Airbnb en veel te goedkope vliegtickets zijn stedentrips een gewone weekendbesteding geworden. Dat veroorzaakt ook nog eens problemen in de – overigens zwaar vervuilende – luchtvaart die het luchtruim ziet dichtgroeien. Om nog maar te zwijgen over de niet te stuiten groei van Schiphol, ooit een paradepaardje maar nu een plek waar je zo snel mogelijk vandaan wilt wegens de drukte.
Griekenland was van oudsher een populaire vakantiebestemming. Naast het vasteland waar Athene en Delphi hoofdattracties waren, maakten de eilanden Rhodos, Kreta en Korfoe al eeuwen deel uit van het reiscircuit, veelal dankzij hun archeologische schatten.
Tegenwoordig hoeft niet iedereen meer zo nodig naar oude stenen te staren. Ze ploffen liever neer in een all-inclusive hotel, waar ze de hele dag van een zwembad kunnen genieten, met ‘gratis’ drank en eten. Voor sommige mensen maakt het dan ook niet uit waar zo’n resort staat: aan de Turkse Rivièra, of op wat voor een eiland dan ook. Als de zon maar schijnt en de drank kan vloeien.
Lesvos is pas sinds enkele decennia op de toeristische map gekomen. Een eiland dat op archeologisch gebied niet veel te bieden heeft. De Lesvorianen zullen de onrustbarende bezoekersaantallen van Santorini (en andere eilanden waar men over de overlast klaagt) als een droom zien: vanwege de vluchtelingencrisis wordt het eiland van Sappho nogal gemeden. En dat terwijl de zon hier net zo spectaculair kan ondergaan als bij die uitgebluste vulkaan met witte dorpjes.
Maar de tijden zijn aan het veranderen. Eens zullen de toeristen allergisch gaan worden voor hun mede-vakantievierders en de eenheidsworst die men op veel bestemmingen aantreft. En eens zal er een tijd komen, waarin het hip wordt om naar rustige plekken te reizen, waar de wereld nog draait om de oorspronkelijke bewoners en hun leefstijl. En ooit zal Lesvos uitgroeien tot het meest authentieke eiland van Griekenland.
Aan de andere kant: ik moet er niet aan denken dat de massa bezoekers die nu veel toeristische oorden teistert, Lesvos gaat ontdekken. De rust – die op Santorini ver te zoeken is maar hier op Lesvos hoogstens wordt verstoord door luid kwebbelende krekels – is een ervaring die veel mensen niet meer kennen. Tot zolang die rust duurt en de toeristen-tsunami’s ook op Lesvos worden losgelaten.