Het valt niet altijd mee om tussen de bomen en nog meer andere natuur te leven. Neem nou het voorjaar: dan moet je zoveel onkruid wieden als er in een hooimijt gaat en de opdringerige natuur terugsnoeien. De stukken tuin die betegeld of geplaveid zijn, behoeven geen aandacht, zou je zeggen. Een keer de bezem erover en klaar is kees. Nou, vergeet dat maar als je een stel valse acaciabomen hebt staan. Die produceren roomwitte, heerlijk geurende bloemen, een feest voor honderden zoemende bijen, maar wanneer de bloei is afgelopen, begint de ellende.
Er is geen bezem opgewassen tegen een valse acacia die uitgebloeid is: overal bloemetjes op de grond, op tuintafels, op stoelen, in kleren. En wie denkt dat een valse acacia haar bloemenpracht in enkele dagen afschudt, komt bedrogen uit: het duurt weken voordat je op een stoel kunt gaan zitten, zonder dat je die eerst acaciabloem-vrij hebt gemaakt.
Wat erger is, is dat er nog meer bomen rond het huis staan die de zomers verkoelen met hun schaduw gevende, bladerrijke takken, maar in de lente een ware plaag veroorzaken. Neem nou de olijfbomen die de grens met de tuin aangeven. Iedereen denkt meteen aan hun vriendelijke, zilver-groene bladeren en de gouden olie die deze bomen produceren. Maar uit de knoppen die ze ontwikkelen bij het wakker worden uit de winter, komen óf nieuwe takjes, óf honderdduizenden geelwitte minibloemetjes (een volwassen boom kan wel met 500.000 bloesems pronken). En die produceren ook nog eens een behoorlijke vracht stuifmeel. De parfumindustrie is blij met olijfbloemen, die ze gebruikt om sierlijke, kleine flesjes te vullen met reukvocht. Mij maken ze echter verre van gelukkig: ze komen soms zelfs letterlijk m’n neus uit, want ook voor de olijfbloesems komt er een tijd dat ze de boom moeten loslaten. En pats: zijn de valse acacia’s bijna leeg, begint de val van die miljoenen olijfbloesempjes en ook daar is geen bezembeurt tegen opgewassen: wanneer je de laatste restjes van het eind van het terras schoon hebt, kun je gewoon weer van vooraf aan beginnen.
Het is niet alleen het ongewenste bloementapijt dat over alles wordt heen gesmeten, het zijn ook de pollen (stuifmeel) die alle planten geel kleuren en zelfs een gevaar voor de gezondheid kunnen vormen. De pollen van de olijfboom worden door de wind en door insecten naar de plaats van bevruchting geleid, maar ze kunnen net zo goed in je neus terechtkomen. Dan hangt het er maar vanaf hoe gevoelig je bent. Olijfpollen staan hoog op de allergielijst, en daarom mogen er bijvoorbeeld in de Jordaanse hoofdstad Amman geen olijfbomen meer worden geplant.
Een andere boom op de allergieveroorzakers-lijst is de dennenboom, en jawel hoor, ook daarvan staan enkele exemplaren rondom het huis. Nu doen dennenbomen het gelukkig wat rustiger aan met hun afval. Zo’n boom heeft kegels, oftewel dennenappels. Die zorgen voor de voortplanting. Mannelijke kegels zijn kleiner dan de vrouwelijke en vallen in de lente uit de bomen nadat ze stuifmeel hebben geproduceerd (de vrouwelijke vallen in de herfst, mét zaden). Dat gele poeder wordt verspreid door de wind en de vrouwelijke kegels weten de dennennaalden zo te manipuleren, dat de luchtstroom het stuifmeel precies op de goede plekken brengt. Nou ja, een deel ervan. Het andere deel bedekt natuurlijk mijn planten, terras enzovoorts.
Deze pollenverplaatsing kan overigens wel een indrukwekkende vertoning opleveren: uitkijkend over de dennenbossen boven Parakila, dacht ik eens een bosbrand waar te nemen. Het bleek echter stuifmeel te zijn dat in grote zwavelkleurige wolken boven de bomen uitsteeg en een vrolijke dans hield, alvorens weer neer te dalen tussen de dennennaalden. Een regenbui kan al dat stuifmeel hardhandig neerhalen, zodat paden in olijfgaarden en dennenbossen geel gekleurd raken, een fenomeen waarvan ik eerst dacht dat het een soort bodemvervuiling was.
De Grieken zijn echter bang voor zo’n verfrissende bui, want het water kan al dat stuifmeel radicaal wegwassen. Ik weet dus niet of ik de goden moet danken voor de regen van vandaag. Mijn tuin is eindelijk een beetje schoongespoeld, maar misschien is er ook een abrupt einde gemaakt aan de bevruchtingsrituelen van de olijfbomen. De Grieken zijn bijna helemaal wegbezuinigd door Europa en het weinige dat hen nog rest, hebben ze te danken aan de natuur: chorta, groentetuintjes en olijfproducten, waarmee ik natuurlijk olie en olijven bedoel. Ik zal de pollenblues dus maar in stilte langs me heen laten glijden, én het feit dat ik nu meen de oorzaak van mijn voorjaars-sinusitis gevonden te hebben: pollen.