Helikopter-gevoel

Een helikopter dendert door de lucht
zijn helse lawaai doet me schrikken
en kijken
waar is het gevaar?

Automatisch
strijkt mijn blik over zee
waar het sierlijk golvend blauw
de enige beweging is
geen schip in zicht
laat staan een rubberbootje.

Het strand is even niet meer schoon
een stapel afval stevig in het zand
gedeponeerd door duikers
die niet trots met een inktvis
door de blauwe oppervlakte breken
maar met wrakhout en dikke spijkers
stukken rubber, kleding en al
wat een bootje ooit droeg
de geur meenemend
van ongewassen kleding, olie en verdriet.

Mijn hart bloedt nog steeds
bij het horen van helikopterlawaai
en wanneer mijn neusgaten zich vullen
met een reuk die vorig jaar zomer
de kusten overheerste.

Toen overrompelde de wereld het eiland
en verstoorde het rustige ritme
van gewoon kloppende harten
die – wat konden ze anders –
hun armen uitstrekten en hielpen
drenkelingen uit een oorlog
kinderen die niet wisten
dat ze in het oog van de wereld
hun jeugd moeten uitspelen.

En nu dit trieste tranendal
zich naar elders heeft verplaatst
de stranden leeg en opgeschoond
het dorp vol trauma
gesmoord in dromen
zit men met lege handen
want ook het volk
dat ooit het eiland erkende
als een oase van rust en zonneschijn
is naar elders vertrokken.

Ik loop langs het strand
zo leeg als de blauwe plas ernaast
boven mij onrust in de lucht
van een klapwiekende vogel
wat doen ze daar
nu de wereld de dorpelingen heeft verlaten
en ik weet opeens niet meer
wat me meer raakt
het stille strand
of het leed elders.