Misschien wel dankzij het natte, late voorjaar zwierven er honderden slakken in mijn tuin. En ook nu, nadat een ongebruikelijke zomerbui is neergekletterd op het eiland, zie je ze weer alle kanten opkruipen in hun gebruikelijke slakkengang. Wanneer je in een donker hoekje iets oppakt, kleven er vaak hele families slak aan, die de droge tijd proberen te overleven.
De tuin heeft de plaag enigszins overleefd en kan ik nu genieten van een ander dier, dat weliswaar in veel geringere getale maar toch wel met meerdere om mijn huis scharrelt: de egel. In tegenstelling tot slakken is een egel een zegen voor de tuin: hij eet wormen, spinnen, soms slangen én slakken, weliswaar niet die grote exemplaren die je ervan verdenkt dat ze in één dag een rozenstruik opvreten, maar wél de kleintjes (tenslotte is een grote slak ooit ook klein geweest).
Er zullen weinig mensen zijn die een egel met Griekenland associëren. Zelfs in de Griekse mythologie komt hij zelden voor. Alhoewel hij door Aristoteles niet onopgemerkt bleef: volgens hem paren egels staande. Plinius de Oudere dichtte de egel nog een – onterechte – eigenschap toe: fruitdieven! Volgens deze Romeinse filosoof klommen egels in appelbomen en druivenstruiken, schudden eraan en rolden zich vervolgens met hun stekels door het gevallen fruit om het op hun rug te vervoeren naar hun winterverblijf.
Eeuwen later was de reputatie van de egel nog steeds niet echt fraai; ze werden er namelijk ook al van verdacht melk- en eierdieven te zijn: ze dronken melk aan de uiers van koeien en stalen eieren van de kippen. Ook Shakespeare heeft nooit ingezien wat voor nuttige dieren het waren: hij zag deze stekelige dieren als brengers van ongeluk. Gedurende lange tijd werd in Engeland de egel dan ook beschouwd als zeer schadelijk, en er was zelfs een periode dat je voor elke gedode egel geld kreeg.
Er waren ook landen die het nut van de egel al heel vroeg inzagen: in China was de egel een heilig dier en in het oude Soemerië werd de egel gezien als een symbool van de godin Ishtar (Griekse naam Astarte), maar dan wel in haar gedaante als Moeder Aarde (deze godin had veel magische kanten). Voor de Egyptenaren was de egel een symbool van reïncarnatie, waarschijnlijk wegens zijn winterslaap.
De arme egel moet wel zo’n achtduizend stekels met zich meezeulen en de slimme Romeinen zagen daar handel in: ze gebruikten de stekels om wol te kaarden; bovendien gebruikten ze het vel om kledingborstels van te maken.
Tegenwoordig is de egel in ere hersteld: het is een goeie hulp in de tuin en je kunt hem zelfs in huis gebruiken voor de strijd tegen kakkerlakken en muizen. Maar dan moet je wel goed kunnen doorslapen, want een egel schijnt zelfs in huis – in de tuin wroet hij onophoudelijk tussen ritselende bladeren – behoorlijk luidruchtig te zijn.
Die rondschuifelende egels met hun spitse snuiten en zwarte kraaloogjes zien er behoorlijk lief uit en hebben maar weinig natuurlijke vijanden: de meeste dieren hebben geen idee hoe ze die achtduizend stekels kunnen omzeilen. De grootste vijand van de egel is tegenwoordig de mens: niet omdat wij zelf door hun stekelschild heen kunnen komen, maar onze auto’s en maaimachines wél. Vroeger werden de beestjes ook wel verzameld, maar dat was vooral om ze in de pan te doen… Alhoewel het meest voorkomende recept voorschrijft om de egel niet in een pan maar in een bal van klei te stoppen, die wordt gebakken op hete kooltjes. Wanneer na lange tijd van garen deze kleibal wordt opengebroken, blijven de stekels in de klei steken en komt er een delicaat, smakelijk stuk vlees te voorschijn.
(Waarschuwing: dit gedeelte is niet geschikt voor gevoelige dierenvrienden zonder humor!)
Zowel in Amerika, Engeland als in Australië worden dieren gegeten, die op de weg zijn aangereden. Je hebt er zelfs de zogenaamde Roadkill restaurants, waar je kangoeroe, hert, buidelrat, emoe en allerhande ander wild kan eten dat net op de weg is gedood. Maar er is niemand die het in zijn hoofd haalt om hier op Lesvos een Roadkill restaurant te openen.
Een in klei gebakken egel lijkt me niet handig in zo’n restaurant, omdat je dan uren moet wachten. Maar wel bijvoorbeeld Egel spaghetti carbonara. Recepten met schildpad, kikker, slang, eekhoorn, vos, hond en kat zouden ook niet misstaan op de kaart van een Roadkill restaurant Lesvos. En dan heb je nog sprinkhanen en slakken. Sprinkhanen zijn echter moeilijk te raken met een auto en met de smurrie van platgereden slak krijg je teveel asfalt binnen, lijkt me.
Gisteren werd het veld voor mijn deur gemaaid en ’s avonds was het opeens opvallend stil in de tuin: geen enkel geknor of gewroet tussen de bladeren. Ik ben het veld niet opgegaan om de gorgelende egel te zoeken, of de egel met de witte buik: de in stukken gemaaide egel zou ik nooit willen eten, noch een hele egel. Maar misschien zijn ze zó geschrokken van de bulderende machine, dat het nog wat dagen duurt, voordat ze weer tevoorschijn krabbelen en de restanten komen opeisen van het voer voor mijn verwende katten.