Een mot uit het leger

Ik ben opgegroeid met een liedje over twee motten die in een oude jas woonden. Pas veel later, toen ik last begon te krijgen van de prikkende geur van mottenballen en begreep wie verantwoordelijk waren voor gaten in mijn kleding, besefte ik dat de motten Charlotte en Bas die een huishouden hadden opgezet in de jas van Dorus, niet door iedereen schattig werden gevonden: motten moest je met alle geweld uit de klerenkasten weren.

De naam nachtvlinder geeft geen negatieve associatie, eerder een positieve, namelijk met die van vlinders: lichtzinnige en vrolijke dieren die van bloem tot bloem wippen, zich verlustigend aan hun nectar. Motten zijn gewoon nachtvlinders en slechts een klein aantal van hen is gek op kleding, vooral van wollen stoffen. Er zijn nachtvlinders die zelfs geen mond hebben om te eten!

Een kledingkast is een heel klein donker hoekje in de wereld van de motten, die groots en kleurrijk is. Zo vormt een deel van het vlinderrijk de basis voor een van ‘s werelds fijnste stoffen: zijde. De rupsen van de nachtvlinders Bombyx Mori, zijdemotten, hebben de wereld waarschijnlijk meer meters stof geleverd dan andere motten ooit aan kleding hebben opgepeuzeld.

Het is alweer een tijd geleden dat ik hier op Lesvos op een dag een nachtvlinder aantrof naast de voordeur: de nachtpauwoog (Saturnia pavonia) die met zijn tientallen centimeters niet alleen groot is, maar ook een behoorlijk eng harig lijf heeft. Toen ontdekte ik dat Dorus het over misschien de saaist uitziende motten uit de familie had, de klerenmot (Tineola bisselliella) of een gewone pelsmot (Tinea pellionella) en dat een oude jas geen natuurlijke habitat is voor alle nachtvlinders. De meerderheid zit namelijk liever in kreupelhout of op houten deuren en houten buitenplafonds, waar ze dagenlang muisstil kunnen wachten op een partner om seks te hebben. Ze gunnen de wereld maar een korte blik op hun schoonheid (een à twee weken), want vele vertrekken – nadat ze hun voortplantingsplicht hebben vervuld – al snel naar het hiernamaals. 

Met zo’n kort leven hebben nachtvlinders geen betekenisvolle rol gespeeld in de Griekse mythologie. Maar er zijn wel een aantal nachtpauwoogmotten aan al die goddelijke folklore gelieerd dankzij hun namen. 

Zoals de Antheraea polyphemus, een fraaie nachtvlinder met op de achtervleugels een opvallend oog. Deze kanjer is genoemd naar de eenogige reus, de cycloop Polyphemos. Hij werd beroemd omdat Odysseus en zijn manschappen in zijn hol terechtkwamen, waarna deze Griekse held heel wat boerenslimheid nodig had om te ontsnappen. Het lukte door zich vast te klampen aan de buiken van de schapen van Polyphemos, die ze uit zijn hol liet nadat Odysseus en zijn mannen hem hadden beroofd van zijn enige oog.

Callosamia promethea werd naar Prometheus vernoemd, ook al is het niet duidelijk wat deze zijdenachtvlinder gemeen had met de Griekse held die vuur van de goden stal om dit aan de mensen te schenken. Misschien omdat in de klassieke kunst Prometheus vaak verschijnt in taferelen met een dieprode kleur, zo rood als de vrouwtjes van de Callosamia promethea, die met deze sexy kleur de nacht-zwart gekleurde mannetjes verleiden.  

De Automeris io is vernoemd naar de priesteres Io, die in de tempel van Hera diende. Zeus raakte verliefd op haar en om haar tegen de woede van zijn jaloerse echtgenote Hera te beschermen, veranderde hij Io in een witte koe. Het vrouwtje van de Automeris io is echter zo rood als een rode koe, terwijl het mannetje geel met wat rode vlekken heeft. Hier is de connectie nog waziger.

En dan is er nog de Amerikaanse maanvlinder (Actias luna), vernoemd naar de Romeinse maangodin Luna, die dezelfde is als de Griekse maangodin Selena. Het bijzondere aan deze fraaie vlinder is dat de achtervleugels in een soort staart uitlopen. Eerder een komeet dus dan een maan.

De mooiste naam die ik voor een vlinder tegenkwam, komt uit het Zuid-Afrikaans, waar ze ‘fladderpapiertjie’ zeggen tegen de witte Leptosia alcesta. Afgelopen week streek een Oleanderpijlstaart (Daphnis nerii) neer op het terras. Een dure naam voor een forse mot die getekend is met abstracte vormen, in militaire schutkleuren, alsof ze zo uit de Oekraïne kwam gevlogen. De Engelsen zijn daar wat duidelijker in: army green moth (legergroene mot).

Het boom- en bloemrijke Lesvos zal ongetwijfeld een walhalla voor vlinders zijn, alleen kom je zeker de nachtvlinders niet zomaar tegen. Soms lacht het geluk je toe met de komst van zo’n op het eerste gezicht eng insect, maar bij nadere inspectie een dier met een intrigerend mooie schoonheid. Of de ware jakob van de legermot ook zo mooi was, weet ik niet, maar hij is vannacht langsgekomen, want vanmorgen was de fraaie mot gevlogen. Vast een partner achterna, de blauwe hemel in.