Over kappertjes plukken, Gavathas en Liota.
Terwijl het jachtseizoen op de kappertjes nog volop gaande is, is het nu ook de tijd om de vruchten van de kappertjes te zoeken (kapperappels). Het plukken van de bloemknoppen van de kappertjes is al een geduldig werk, het plukken van het fruit ervan is een nog moeilijker karwei. Allereerst moet je eerst flink in de plant staren, wil je de vruchten ontdekken en dan moet je zonder schrammen de vruchten van de met stevige doornen uitgeruste stengels zien te trekken.
Het zal u niet verbazen dat we op een mooie Pinksterdag weer richting Gavathas vertrokken. Onder de muren van het Oude Andissa ontdekte ik tot mijn grote vreugde dat het kappertjesfruit rijp was: pruim-grote vruchten hingen in de struiken aan de eeuwenoude muren. Wat me wel te denken gaf, want de grootste exemplaren die ik ken zijn olijf-grote kappertjes. Is dit een culinaire ontdekking of zijn deze grote groene vruchten niet te eten? Na een poosje in de struik gestaard te hebben ontdekte ik ook een kleinere maat vruchten en heel voorzichtig begon ik te plukken. Van alles wat, groot en klein, thuis zou ik wel uitzoeken of het eetbaar was of niet.
Op het strand van Kampos was geen Pinksterdrukte te bekennen. In tegenstelling tot Molyvos en Pètra die het afgelopen lange Pinksterweekend bomvol Grieken zaten. Ook langs dit strand waren er kappertjesvruchten in alle maten. Vervolgens gebruikten we een heerlijke kapperloze-maaltijd in de uitgestorven taverne van tuindorp Kampos (Kostas). Je keek uit over de idyllisch ommuurde weg die we een paar weken tevoren hadden ontdekt en de restauranttuin stond vol met abrikozenbomen en fel gekleurde bloemen. Ik kon het niet nalaten om daarna nog even door Gavathas te lopen, het dorp dat vergeven is van de kappertjesplanten. En deze keer hield ik me niet in met plukken. Tenslotte hadden al die Gavatasche vrouwtjes tijd genoeg gehad om de planten te plunderen.
Ik zei de oude schoonheden vriendelijk gedag en biechtte m’n zonden op, waarop ze meteen wilden weten hoe ik ze inmaakte. Met andere woorden, die vrouwtjes hebben waarschijnlijk genoeg ingemaakt in hun leven en negeren de smakelijke kappertjes die overal rondom hen heen groeien. Met opgelucht hart plukte ik nog wat links en rechts en vervolgens zetten we onze weg voort naar Liota, een plaatsje op de kaart dat we nog niet kenden.
De afslag naar Liota op de weg van Gavathas naar Andissa klom gestadig omhoog tussen goed verzorgde olijfboomgaarden de bergen in. Boven aangekomen waanden we ons even in Karini dankzij de meters brede plataan die het gehucht-pleintje domineert. Er tegenover is de oude gerestaureerde kerk van Madonna met een mooi verhaal:
Ooit leefde er een prinses, Ligeri genaamd. Zij had lepra en liep als een zombie door het dorp, wat haar de bijnaam Liostra opleverde. Ze bad tot Madonna om een manier te vinden om haar te genezen. Tegenover de grote plataan waar nu het kerkje staat was een modderpoel waar wilde varkens hun bad namen. De radeloze prinses smeerde zich in met deze modder en zie hier het wonder: ze werd genezen! Als dank liet haar vader er een kerk voor de Madonna bouwen en werd het dorpje naar de prinses vernoemd. Het byzantijnse kerkje heeft een onderaardse crypte waar water doorheen stroomt, maar van de modderpoel en de varkens is helaas geen spoor meer.
In tegenstelling tot andere Lesvosche gehuchten maakte het dorp een welvarende en nette indruk. Buiten de kern staan grote nieuwe huizen met vers geverfde, forse hekken er omheen, terwijl het oude dorpscentrum een ruïnetuin is.
Het pleintje rond de Plataan waaronder een taverna is gebouwd boven een oude watermolen en waaraan de kerk van de Madonna staat, geven je echter sterk hetzelfde gevoel als in Karini. Een gevoel alsof de tijd er heeft stilgestaan. Net als de Boom van Theophilos in de groene oase nabij Ayasos, is de 1200-jarige plataan van Liota hol. Tafel en stoel staan in de boomholte klaar om de beroemde schilder van Lesvos er te ontvangen, ware het niet dat die al in 1934 is overleden. En net als in Karini is de muzak op de achtergrond het gekabbel van water dat in een aangelegd bekken langs het taverne stroomt en het ruisen van de eeuwenoude bomen.
Tot mijn verbazing stond ook dit dorp vol kappertjes, terwijl de zee daar toch ver te zoeken is. En je maakt mij niet wijs dat ’s winters de golven van de zee tot boven die berg komen (kappertjes groeien veelal in de spatzone van de zee). Het was een mooie Pinksterdag geweest en ik werd een beetje kappertjes-moe. Ik heb geen Liotaanse kappertjes geplukt, want eerlijk gezegd vertrouw ik ze niet meer zo, kappertjes die ver boven de zee groeien.
Bovendien is de kappertjes-route hiermee nog lang niet ten einde omdat we ontdekten dat er misschien een weg is die doorgaat naar Sigri. Die ongetwijfeld langs zee en langs de meest ongelooflijke kappertjeplantages van het eiland voert. Maar dat is voor een volgende keer.