Met zoveel liefde als de komst van de zomer wordt omarmd, worden ook de eerste verse bonen van het jaar toegejuicht: ze zijn er weer, de koekia (tuinbonen)!! Nou ja, ze waren er al eigenlijk veel weken eerder dan de zomer…
Koekia (Vicia faba), vroeger (en nog steeds in een aantal landen) fava’s genoemd, werden al zesduizend jaar v.Chr. gegeten in het oostelijk deel rond de Middellandse Zee. Het zaad werd gebruikt bij lotingen, zoals bij de oude Griekse vechtsport pankration (een combinatie van klassiek worstelen en boksen), of tijdens stemmingen in het parlement: zwart zaad als men tegen een voorstel was, wit zaad als men met een voorstel instemde.
De Grieken hadden zelfs een bonengod: Kyamites. Deze enigszins mysterieuze god waakte over de groei van de bonen en had zijn eigen tempeltje op de weg van Athene naar Eleusis, een plek in Attika waar feesten werden gegeven ter ere van de godin van de oogsten, Demeter.
De beroemde wiskundige, filosoof, wijsgeer en hervormer Pythagoras uit Samos (ca. 570 – 495 v.Chr.) had veel volgelingen, die zich aan strenge regels moesten houden, zoals geen van dieren gemaakte kleding dragen, niets oprapen wat van tafel viel en vooral geen bonen eten, want Pythagoras meende dat de voorvaderen in de bonen huisden (hij studeerde enige tijd bij de Egyptenaren, die geloofden dat de doden via de stengels van de bonenplant naar het dodenrijk gingen). Tegen het einde van zijn leven woonde Pythagoras in het huidige Italiaanse Crotone, waar de plaatselijke bevolking in opstand kwam tegen de geheimzinnige Pythagorianen met hun revolutionaire ideeën. Ze vielen de school van Pythagoras aan, waarop de wijsgeer een bonenveld invluchtte en stierf. De oorzaak van zijn dood wordt nog steeds betwist: werd hij alsnog gepakt en vermoord, omdat hij langzaam en voorzichtig door het veld liep zodat hij niet op de bonen zou trappen? Of wist hij via dit bonenveld te ontkomen, waarna hij een tempel invluchtte, waar hij doodging van de honger?
In de onderhoudende roman Oom Petros en het vermoeden van Goldbach van de Griekse schrijver Apostolos Doxiades spelen bonen ook een rol. In dit verhaal probeert oom Petros met behulp van (gedroogde) bonen die hij over zijn woonkamervloer heeft uitgespreid, de stelling van Goldbach te bewijzen: ieder even getal is de som van twee priemgetallen. De stelling blijft onbewezen.
Bonen hebben dan wel niet geholpen in de wiskunde, ze helpen wél je honger te stillen. In Griekenland zijn tuinbonen razend populair. Wanneer ze vers van het land komen, kunnen ze worden omgetoverd tot een vijfsterrengerecht: ze worden geplukt wanneer ze nog klein zijn, en vervolgens gekookt en geserveerd met peul en al.
Wanneer de bonen te groot worden, zijn ze al minder gewild bij de Grieken. Maar ik weet wel beter: je haalt die joekels van tuinbonen gewoon uit de peul, je kookt ze en bakt ze met wat spek en wat room. Dan is het net zo goed smullen geblazen!
Een ander populair Grieks gerecht, vooral in de winter, is fava die groen of geel van kleur kan zijn. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, wordt dit gerecht niet van tuinbonen gemaakt maar van spliterwten (en soms van kikkererwten). Ik ben hier op het eiland nog nooit een verse erwt tegengekomen, maar wel duizenden tuinbonen. Wanneer ze in de velden zuchtend hun zware peulen torsen, nodigt iedereen je uit om ze te komen plukken. Zulke grote koekia zijn volgens de Grieken weliswaar niet meer zo lekker, maar het is toch zonde om ze op het land te laten verkommeren. De Grieken weten vast niet dat je met dubbel gedopte tuinbonen ook een geweldig lekkere fava kunt maken. Haal ze uit de peulen, kook ze 5 minuten en dop ze nog een keer; kruid ze met peper, zout, munt, tijm, wat citroensap, knoflook, ’n klein gesneden uitje en olijfolie; pureer alles, doe de puree in een ovenschaal, bestrooi hem met wat geraspte oude kaas en plaats de schaal in de oven om de kaas te doen smelten: een hemels gerecht van favabonen dat geen fava heet.