Een beetje geschiedenis over de wijnen in Griekenland en op Lesvos.
Vroeger dachten toeristen dat de nationale dranken van Griekenland ouzo en retsina waren, maar tegenwoordig hebben veel toeristen zelfs nog nooit van retsina gehoord. Retsina is een witte wijn waaraan dennenhars wordt toegevoegd (oorspronkelijk zorgde de hars voor een betere houdbaarheid), zodat het een prettige, bittere afdronk krijgt, ideaal om met heet weer te drinken.
Mode verandert, ook die van de drank. Retsina is niet meer populair en is een folkloristische drank geworden, waar de meeste toeristen hun neus voor ophalen. Inmiddels rukt het bier op, ook bij de Grieken. De merken Heineken en Amstel verschijnen vaker op tafel dan de Griekse Mythos en Alpha. En dan is er ook nog de gewone wijn (krasi). In sommige tavernes schenkt men lokale, zelfgemaakte wijn, die veelal zurig is. Wijnkaarten zijn er sporadisch, en de wijn die wordt geschonken, is van gemiddelde kwaliteit. Maar ook dat gaat veranderen. Griekenland begint zich langzaam te herstellen van zijn eeuwenlange wijndip en brengt steeds betere kwaliteitswijnen op tafel, die bij internationale wedstrijden steeds vaker vooroplopen.
In de oudheid was de Griekse wijn zeer geliefd en bestond er een levendige wijnhandel, die tot ver over de Europese grenzen strekte. Schrijvers zoals Theophrastos (ca. 371 – 287 v.Chr.) en Homeros (ca. 800 – 750 v.Chr.) hebben waardevolle details achtergelaten over deze oude handel en wandel van de Griekse wijn. Homeros schreef zelfs zó vaak over wijn, dat Horatius hem Vinosus Homerus (wijnneus Homeros) noemde.
De Grieken kunnen dan wel niet bogen op het uitvinden van de wijn, maar van Griekse veroveraars wordt wel gezegd dat ze de wijncultuur naar Italië en later ook naar Frankrijk hebben gebracht. Vervolgens zorgden de Romeinen voor verdere verspreiding van de Griekse wijncultuur.
Maar wijn is natuurlijk veel ouder dan de weg naar Rome. Sinds de vrolijke god Dionysos de wijn introduceerde, werd de Griekse mythologie doorspekt met sappige anekdotes over hoe verrukkelijk wijn kan zijn, maar ook hoe verraderlijk.
Zo was er meneer Ikarios uit Athene, die door Dionysos was ingewijd in het wijnmaken. Toen hij buiten de stad enkele boeren wat kommetjes wijn aanbood, werden de boeren dronken en stenigden ze Ikarios, omdat ze dachten dat hij hen had vergiftigd. Toen ze de volgende morgen wakker werden, verborgen ze het lijk. Maira, de hond van Ikarios, wees Ikarios’ dochter Erigone het lijk van haar vader, waarop Erigone zich ophing en de hond in een put sprong. Dionysos was zo kwaad op de boeren dat hij Maira, Ikarios en Erigone als sterren een plaats aan het firmament gaf, een droogte afriep over het land en een zelfmoordgolf losliet op Athene, waar jonge meisjes zich ophingen, net als Erigone.
Men zei dat Dionysos slechts drie kommen wijn per dag dronk: de eerste voor de gezondheid, de tweede voor de liefde en de derde voor de slaap. Want de vierde kom is voor geweld, de vijfde voor opstand, de zesde voor dronkenschap, de zevende voor blauwe ogen, de achtste voor politie, de negende voor leverklachten en de tiende voor gekte.
De hoogtijdagen van de Griekse wijncultuur vervlogen toen de Griekse staten in de eerste eeuwen van onze jaartelling opgingen in het Byzantijnse Rijk. De boeren kregen steeds meer belastingen opgelegd, zodat de ene na de andere wijngaard werd verlaten. Het waren de monniken die hiervan profiteerden: ze kochten wijnvelden op en gingen zich specialiseren in het wijnmaken. Ook de Ottomanen, die na het Byzantijnse Rijk en na de korte overheersing door Franken en Venetianen Griekenland eeuwenlang onder de duim hielden, hadden niet zoveel op met de wijncultuur. Nadat de Grieken zich van hen hadden bevrijd, begon een politiek onstabiele 20ste eeuw, waarin binnen- en buitenlandse oorlogen nou niet bepaald de ideale basis vormden om de wijncultuur weer op te bouwen. Bovendien waaide in de 19e eeuw de dodelijke druivenziekte Phylloxera door Europa, die ook in Griekenland veel wijngaarden kapotmaakte.
Pas na de jaren 60 begon de Griekse wijncultuur weer wat op te krabbelen uit het historische stof. Retsina floreerde en een handjevol grote wijnboeren zorgde voor overvloedig veel goedkope wijn, zoals Demestika. In de jaren 70 begonnen enkele wijnhuizen aarzelend op de markt te komen en doorbraken de bulkcultuur met steeds betere wijnen, een trend die zich tot op heden heeft doorgezet. Verscheidene wijnboeren proberen de oorspronkelijke Griekse druivensoorten te herintroduceren, met succes. Griekenland kan nu trots zijn op zijn opgang makende wijncultuur.
In de vierde eeuw v.Chr. was de wijn uit Chios de duurste die in Athene werd verhandeld. Maar ook die uit Lesvos, Kos, Naxos, Skopelos, Tasos en Chalkidiki waren hoge kwaliteitswijnen. De beroemdste Lesvoriaanse wijn uit de oudheid was Pramnian, wat tegenwoordig vast geen wijn zal worden genoemd, omdat hij zoet was en dik als nectar. De druiven werden zo rijp en zo laat mogelijk geplukt en daarna in bakken gegooid, waar het zoete, dikke sap door toedoen van het gewicht (dus zonder een pers) onderuit liep.
Tot in de Romeinse tijd stond de Lesvoriaanse wijn in hoog aanzien, maar daarna was het toch echt afgelopen met de beroemde wijn van het eiland. Pas in 1985 was het de familie Dimitris Lambroe, die als eerste weer serieus een wijnhuis opzette voor de Mithimneos wijn. De oude Lesvoriaanse druif is weer tot leven gewekt (Lesvos Grape Variety), en in dit wijnhuis in het kleine dorpje Chidira wordt zowel rode als witte wijn gebotteld. De rode wijn is fris, fruitig en wat aan de prijzige kant. Ook de witte wijn is niet goedkoop, maar het is een perfecte, frisse, kruidige en droge wijn.
Daarnaast maken veel Lesvorianen wijn voor eigen gebruik: per slot van rekening zijn er op het eiland perfecte omstandigheden voor de druiventeelt dankzij de deels vulkanische bodem en de uitbundige zonneschijn. Deze jonge, lokale wijnen zijn meestal zurig, maar soms tref je een wijn aan waarvan je een heel vat zou willen aanschaffen. Alleen slaan die doe-het-zelvers de wijn niet op in houten vaten, maar in plastic containers, waardoor ze misschien de kans mislopen om kwalitatief goeie wijn te maken. Voorlopig komt mijn favoriete (witte) wijn nog steeds van het buureiland Limnos.
Ik ben me er terdege van bewust dat alcoholische dranken geen verkoeling brengen. Maar als je er genoeg water bij drinkt en je aan de tien wijngeboden van Dionysos houdt, zal de schade wel meevallen. Water is overigens drankje nummer één hier op het eiland. En dat is niet omdat het eiland rijk is aan zoveel bronnen met de meest uiteenlopende smaken water, maar omdat het water er met de paplepel wordt ingegoten: plastic flessen water sieren prominent de tafels met eten, en het is ook een Griekse gewoonte om bij koffie, ouzo of whisky een glas water te serveren. Nu de wijn in opkomst is, zou dat geen gekke gewoonte zijn voor bij een glas wijn.