(Foto: internet)
Wanneer je over mierenvolkeren leest, val je van de ene in de andere verbazing wegens hun goed georganiseerde leven. Sta je met twee benen in die mierenwereld, dan val je van de ene in de andere ergernis, en ondanks dat het zulke snuggere opdondertjes zijn, verklaar je ze het liefst de oorlog.
Zo hebben mieren hier in huis recentelijk de broodzak gevonden, die aan de deur hing. De shock was groot om een brood te snijden waaruit tientallen mieren sprongen. Ik vond het zó ongelooflijk dat ze de broodzak na al die jaren toch hadden overmeesterd, dat ik eerst dacht dat het aan de bakker lag, maar die bakt geen brood met mieren.
De miereninvasie begon al vroeg in het voorjaar. Het zijn allerlei soorten mieren die het huis terroriseren: van nauwelijks waarneembare bonzai-mieren tot de wat grotere, zwarte pestkoppen. Ik vond zelfs een albino-kolonie die elke avond weer een veilige haven onder mijn sportschoenen zocht. Hoe ik ook ’s morgens de schoenen uitschudde, er zat geen verstekeling in, ook al had ik er met het lopen wel last van qua idee: stel je voor om je tenen in zo’n wriemelend mierennest te steken!
Die kleine krengen dwingen je tot heel goed schoonmaken, waarvoor ik niet in de wieg ben gelegd. Zet je een lege koffiebeker op het aanrecht, dan is die binnen tien minuten gevuld met mieren. Heb je de broodplank vergeten schoon te vegen, dat vind je er geheid een meute picknickende mieren op terug. Heb je achter de computer je ontbijt genuttigd, dan staan de mieren meteen in de startblokken om de kruimels te ruimen. Een doekje over het bureau halen heb ik opgegeven: laat de mieren de boel maar schoonmaken, zij staan tenslotte bekend als de grote opruimers, ik niet.
Je hebt bijtende, zwevende, vliegende, zwemmende, zoekende, sjouwende, verzorgende, eierleggende, rovende en dodende mieren. Bijna allemaal vrouwtjes: mannetjes zijn alleen maar goed om eenmalig seks te hebben met de koningin. Voor alles hebben ze een oplossing en ze kunnen leven in allerlei klimaten, zelfs in de woestijn. Wanneer een koningin een veilig onderkomen vindt waar ze haar volk kan huisvesten, kan haar rijk uitgroeien tot miljoenen onderdanen en haar stad, veelal ondergronds, kan voetbalvelden groot worden.
Ik moet er niet aan denken dat zo’n kamer- en tunnelstelsel zich misschien wel hier onder het huis bevindt. Met koninklijke suites waarin de koningin niets anders meer doet als eieren leggen, en daaromheen de kinderkamers die bevolkt worden door mierenlarven en hun verzorgsters, daar weer omheen een kordon van kamers waarin de manusjes-van-alles, soldaten en verkenners wonen.
Het huis erboven vormt een grot van Ali Baba, vol lekkere hapjes. Zoals de pot honing. Maar die staat al jaren als een onneembare rots in een plas water. Ik zag ooit hoe een groepje vermetele soldaten zwemles nam om de pot te bereiken, maar dat zullen zulke uitgehongerde exemplaren zijn geweest, dat die trend gelukkig niet raakte ingeburgerd en de honing nog altijd mierenvrij is.
Buiten zie ik een karavaan mieren over het pad door het verdorde gras naar elders marcheren. Het zal wel een verhuizing zijn, want ze sjouwen van alles mee: stukjes gras, witte bolletjes en nog meer van die mierenhuisraad. Misschien trekken ze naar een nieuwe woning, nadat hun stad was ondergelopen door de eerste regenbui die met veel geweld enorme hoeveelheden water naar beneden stortte. Of naar een gezellig winterpaleis, om de koude maanden te trotseren. De meeste mieren worden geacht zich in koudere tijden terug te trekken in hun warme nesten. Maar nu de zomer nog steeds van geen wijken weet, gaan de mieren ook nog niet op stok en vervolgen hun ergerlijke strooptochten.
Het mierenbestaan is niet zonder risico: ze voeren wekenlange oorlogen tegen andere volkeren, vreten vijandige of opstandige zussen op, en wanneer ze écht uitgehongerd raken, gaat zelfs hun eigen kroost eraan. Daarom kweken ze schimmels en houden luizen om te ‘melken’: een vaste voedselvoorziening. De schimmels worden binnen geteeld, de luizen worden buiten gehoed. Ik vraag me opeens af of mijn tuin tot hun weidegronden behoort, want aan luizen hebben mijn bloemen geen gebrek.
Mieren werken soms samen met andere volkeren, insecten, planten of bomen. In ruil voor voedselverstrekking krijgen ze woonruimte, of als beschermdames krijgen ze eten als vergoeding. Ik zou ook wel zo’n samenwerkingsverband aan willen gaan: dat ze ’s nachts van twee tot zes door het huis kruipen om alles kruimel- en stofvrij te maken, de afwas te doen en alles spic en span te poetsen, tegen – zeg maar – twee volle eetlepels honing. Maar helaas, je moet op Hawaii, IJsland, Groenland of Antarctica wonen, wil je geen last meer van mieren hebben.