Er was eens een tijd dat men geloofde dat de paddenstoelen met bliksemschichten meeliftten en zodoende ineens voor je neus konden opduiken. Nog steeds geloven we dat paddenstoelen pas na een flinke plensbui tevoorschijn schieten.
Van dat geloof ben ik afgestapt. Behalve een slechte week met een beetje regen eind september, is de hemel hier boven het eiland dag na dag stralend blauw geweest. De wolken blijven het eiland mijden, laat staan de regen, die af en toe boven Turkije opduikt, maar het niet waagt de oversteek te maken om het uitgedroogde land hier wat te besproeien.
Toen ik van de week met vrienden naar het dennenbos boven Anemotia ging, viel al meteen op dat een kudde paddenstoelplukkers het bos haarfijn had uitgekamd. Overal trof je afgekeurde en versneden exemplaren aan, plus matjes omgevouwen aarde waaronder een paddenstoel had gewoond. Ondanks dat er de afgelopen maanden geen regen is gevallen – uitgezonderd een wel héél mager buitje – had het bos kennelijk verbluffend vol met paddenstoelen gestaan.
We raakten gefrustreerd door het brede spoor dat de verwoestende paddenstoelplunderaars een dag tevoren hadden getrokken. We gingen nog beter en verwoeder zoeken, mét resultaat: naast enkele vergeten aspra (Russula delica) en pèperites (Lactarius piperatus) ontdekten we verdorde boleten, vergane blauwgroene melkzwammen en nog wat andere, mysterieuze exemplaren. Een donkerbruine bolvorm die al uit de grond was gerukt, trok mijn aandacht: het leek op eekhoorntjesbrood (Boletus edulis), de koning der boleten, dat zich als een angstige egel had opgerold. Even later vonden we twee identieke bollen, maar nu als voetballen zo groot, gebarsten wegens hun explosief grote omvang en ongewone vorm. Het leek op eekhoorntjesbrood, vermomd als een reuzebovist.
De rare bollen hebben we in ’t bos gelaten, maar het kleintje ging mee om thuis beter te onderzoeken. Ook de mysterieuze drieling met suède hoeden ging mee, net zoals de oranje-gele keizersamaniet (Amanita Caesarea) die die sukkels de vorige dag over het hoofd hadden gezien, want dat is de lekkerste paddenstoel die er bestaat.
De oude Grieken aten wel paddenstoelen, maar niet echt van harte, geloof ik. Ze vonden het maar vreemde wezens, die zomaar uit de grond sprongen en geen zaden hadden. Misschien was het verhaal dat ze met de bliksem meeliftten wel waar: daarom werden ze ook wel zonen van Zeus (de god van donder en bliksem) genoemd.
In de oudheid stierven er al mensen aan giftige paddenstoelen. De Grieken zijn tegenwoordig nog steeds voorzichtig: ik ken maar weinig Grieken die meer dan twee soorten paddenstoelen durven te eten. Ik moet bekennen dat ik ook voorzichtig ben. Paddenstoelen zoeken en determineren is leuk, maar ze allemaal opeten… Nou, nee. Bovendien zijn er maar enkele die echt lekker zijn: het gros is een beetje smakeloos.
Op onze geheime plek kwamen we óók te laat, niet wegens eerdere paddenstoelenjagers maar door toedoen van de tijd: de meeste boleten waren al vergaan. Wel stond er nog een enorme, kleurrijke heksenboleet (Boletus erythropus) te pronken, raakten we geboeid door diverse mysterieuze clusters vol geel-witte paddenstoelen en struikelden we over kleine glimmende parelzwammetjes en enkele soorten melkzwammen: een heus paddenstoelwalhalla! Er stond zelfs een groene amaniet met witte stippen te stralen, een broertje van de sprookjesachtige rood-met-witte-stippen vliegenzwam.
Men denkt dat al tijdens de Mystery Parties van Eleusis (een destijds populaire cultus met vieringen waarop clubleden werden geconfronteerd met heftige visioenen), en op de woeste feesten van Dionysos waar de Maenaden tot uitzinnige daden werden gebracht, er drugs zoals paddenstoelen circuleerden. Net zoals de priesteressen van het orakel van Delphi, die het woord van de goden doorgaven. Die waren in trance door het inademen van bedwelmende gassen. Andere wetenschappers denken dat het gewoon trippende vrouwen waren,die lekker kauwend op zo’n wit gestippelde vliegenzwam zich voordeden als hemelse boodschappers.
In tegenstelling tot de Grieken werden de Romeinen grootverbruikers van paddenstoelen, dat wil zeggen: de hoge heren. Er waren tijden dat je als arme burger een paddenstoel zelfs niet mocht aanraken! De Romeinen raakten bedreven in het vermoorden van elkaar, en regelmatig kwamen daar ook paddenstoelen aan te pas.
Ik ben het met de oude Grieken eens dat paddenstoelen vreemde wezens zijn. Dat ze genoeg hebben aan een beetje vochtige lucht om zulke grote exemplaren voort te brengen, is een wonder. Bovendien verschijnen ze soms in de meest bizarre vormen. Misschien waren die reuze-eekhoorntjesbrood-bovisten wel een nieuwe soort: voetbalboleten. Te groot voor eekhoorntjes om mee te spelen, maar ideaal voor wilde zwijnen die in de bossen rondom Ayassos zijn teruggekeerd en – wie weet – nu ook rondzwerven boven Anemotia.
Het suède-drietal bleek de smakeloze, maar zeldzame Zwartvoetkrulzoom (Tapinella atrotomentosa) te zijn. De kleine bal – zodra doormidden gesneden – bleek zo te zien eekhoorntjesbrood: makkelijk om te drogen en daarna in paddenstoelengerechten te verwerken. Nu heb ik spijt dat ik die kilo’s zware voetbalexemplaren heb laten staan.
.