De amandelboom is de eerste boom in het jaar die bloeit, vaak al in januari. Dan veranderen de bomen in prachtig roze-witte wolken.
Vincent van Gogh was een grote liefhebber van de amandelbloesems. Hij schilderde bloeiende amandeltakken voor zijn broer Theo, wiens vrouw net was bevallen van een kind. De takken steken af tegen een strakblauwe hemel, zodat je de indruk krijgt dat ze door de lucht zweven.
Wij moeten het hier in het noorden van het eiland, na maanden van zonneschijn en lentetemperaturen, nu doen met wat meer winters weer: grijze luchten en een ijskoude noordenwind. Wanneer je onder de amandelbloesems staat, mis je weliswaar de kleur die Vincent zo mooi als contrast gebruikte voor die tere lichtroze bloemen, maar zelfs de grijze hemel verhindert niet dat je een betoverende lichtheid voelt en een bedwelmend zoete geur inademt. Het doet je verlangen naar de snelle komst van de lente. De amandelboom is dan ook de boom van hoop en inspiratie voor mooie verhalen.
Demophon, een van de zonen van Theseus, werd op de terugweg van het strijdperk in Troje verliefd op de Thracische prinses Phyllis. Alvorens te trouwen, wilde Demophon terug naar huis, naar Athene, om wat zaken te regelen. Dus begon Phyllis te wachten op haar aanstaande bruidegom. De ene mythe zegt dat Phyllis elke dag naar zee liep om de hele dag over het water uit te kijken, een andere versie zegt dat ze voor het altaar wachtte op haar bruidegom, die maar niet kwam opdagen. Ziek van liefdesverdriet sloeg ze tenslotte de hand aan zichzelf. De godin Athena kreeg medelijden en veranderde Phyllis in een amandelboom. Toen Demophon, nadat hij om allerlei redenen was opgehouden, terugkwam naar Thracië, vond hij daar de amandelboom. Het verhaal gaat dat de boom nog kaal was, maar toen Demophon de boom omarmde, sproten opeens de bloesems open.
Vallende amandelbloesem is als sneeuw. Al slenterend door dit ‘sneeuwlandschap’ viel me echter op dat deze bloemenpracht niet alleen was dit jaar. Ook de affodillen (Asphodelus aestivus) beginnen nu te bloeien, en zeker vanuit de verte lijken deze bloemen sterk op amandelbloesems. Toch kan er bijna geen groter verschil bestaan tussen bloemen: terwijl bij de een de bloemenluister vanuit de lucht lijkt neer te dalen, steken de affodillen hun bloemen stoer vanaf de grond naar boven, en de zoet-geurige amandelbloesems lijken een hemelgeschenk, terwijl de affodillen juist de naam hebben uit het dodenrijk op te rijzen. Ik heb een keer enkele van deze schoonheden binnen in een vaas gezet, maar dat doe ik geen tweede keer: ze stinken!
Hoewel ze vroeger rond een graf werden geplant, als voorbodes van een leven in de onderwereld, beschouw ik deze fraaie, vroege bloemen toch als een lenteteken. Het was dan ook de lievelingsbloem van Persephone, dochter van Demeter, die ontvoerd werd naar de onderwereld. Ze wordt regelmatig afgebeeld met een krans van affodillen om haar hoofd. Misschien stinkt het zó erg in de onderwereld, dat hun geur daar te verdragen is. De ietwat scherpe, bittere reuk is overigens alleen waar te nemen als je er met je neus bovenop staat.
Terwijl de gele variant (Asphodeline lutea) een geliefde bloem in de tuinen van West-Europa is, vind je hier zeeën van de wilde, witte variant waarvan een veld vol zeker niet onderdoet voor een bloeiende amandelboom.
De plant behoort tot de leliefamilie en ontspruit uit een bol. Ze groeien tot wel een meter hoog, dus zeker opvallend. Terwijl Homeros ze in zijn Odysseus als bloemen uit het dodenrijk presenteerde, vertelde Plinius dat ze, geplant voor je huis, de heksen op afstand houden. Volgens Theophrastos is de bol het beste deel om te consumeren: heerlijk bijvoorbeeld samen met vijgen. De bollen werden in warme as gekookt en bestrooid met wat zout en een scheutje olie: het lievelingsmaaltje van Pythagoras. De pulp van gekookte bollen was goed tegen spier- en zenuwziekten, of om sproeten te verwijderen. De zaadjes gemarineerd in wijn een medicijn tegen slangenbeten.
Een plant waar je wat aan hebt, zou je zeggen. Nu staan ze in de schaduw van de amandelbloesems enkel nog maar elegant te wezen in het Griekse landschap. Zó duidelijk aanwezig en typerend voor het vroege lentelandschap, maar ook zo enorm ondergewaardeerd…