(Reuzenvenkel; foto: Jan van Lent)
Het eiland is bezig met zijn lentetransformatie: bermen, weiden en zelfs bossen verrassen met kleurrijke bloemenvelden. Wit van margrieten of madelieven, blauwe lupinevelden, rode velden vol anemonen, geel van mosterdzaad, plaatsmakend voor oogverblindende klaprozen of… knikkende klaverzuring. Deze matgele Oxalis pes-caprae is echter niet inheems maar stiekem binnengevlogen uit Zuid-Afrika. Hij neemt met zijn moeilijk uit te roeien ondergrondse bolletjes steeds meer velden over op Lesvos. De klaverachtige blaadjes bevatten tweemaal zoveel vitamine C als citroenen, maar dankzij hun giftige oxaalzuur kun je je er beter niet mee volstoppen. Ze zijn hoogstens te gebruiken als zurige smaakmaker voor salades of stoofvleespotjes. Er is geen reden dus om deze agressieve plant massaal je tuin te laten overnemen. Het zijn trouwens niet de enige onbetrouwbare planten die graag reizen of landje veroveren.
Zo houden bijvoorbeeld orchideeën ook van migratie. Op Lesvos rukken ze langzaam op van het warme zuiden naar het koelere noorden. Ze bewegen zich echter niet voort in zulke grote aantallen dat ze een bedreiging vormen voor andere planten, en nestelen zich in alle stilte op nieuwe plekken.
Grote, sierlijke affodillen (Asphodelus aestivus) komen weliswaar op het hele eiland voor, maar lijken dit jaar net zo hard aan landjeveroveren te doen als de strijdlustige zuring. Ze duwen en pesten net zo lang totdat ze velden hebben bedekt met een roze-witte nevel van ontelbare affodillen. Een prachtig gezicht.
In Italië worden affodilbladeren gebruikt om verse kaas in te bewaren: wanneer de bladeren verdorren, is de kaas niet meer goed. Op Sicilië verzamelen ze affodillenhoning. Maar in Griekenland zijn affodillen letterlijk en figuurlijk met de geur van dood omgeven. Ze ruiken niet echt aangenaam en het zijn de bloemen die volgens de mythologie de Griekse eeuwige jachtvelden sieren: het Elysion. Homeros schreef over de doden op de fleurige velden vol affodillen. En zo lijkt een deel van Lesvos dezer dagen wel op de Affodillen Weiden uit de Hades.
Er is een andere plant die vanuit het zuiden en westen naar het noorden van Lesvos aan het marcheren is: de reuzenvenkel (Ferula communis). Een indrukwekkende, gigantische telg uit de schermbloemenfamilie, met haast boomdikke stengels en gele bloemetjes. Deze mediterrane kanjer – die wel drie tot vier meter de lucht in kan schieten – is een plant van vuur. Het was Prometheus die het vuur stal van de Olympische goden om het aan de mensen te geven. In de smederij van hofleverancier en smid Hephaistos verborg hij wat vonken in de holle stengel van een reuzenvenkel waarin het merg een vlammetje heel lang brandend hield, en smokkelde het naar de mensen. Zonder hem en de reuzenvenkel hadden we er dus nooit zo warmpjes bij kunnen zitten.
De reuzenvenkel staat ook aan de wieg van het Olympische vuur. Men denkt dat rond de tijden van de eerste spelen, acht eeuwen v.Chr., atleten met brandende venkeltoortsen in Griekenland rondrenden om de spelen aan te kondigen. En een wapenstilstand, daar waar conflicten speelden. Men hield zich aan deze kortstondige vrede, in tegenstelling tot de tegenwoordige wereld die daar totaal geen respect meer voor heeft. De venkeltoorts met het Olympische vuur inspireerde ook het Internationaal Olympisch Comité: de Olympische vlam keerde in 1928 terug naar de spelen, die toen in Amsterdam plaatsvonden. Sindsdien hebben honderden atleten het Olympische vuur van hot naar her gebracht over de hele wereld.
De reuzenvenkel diende ook als heilige staf voor Dionysos en zijn volgers, de zogenaamde thyrsos. Vaak werd aan het uiteinde een dennenappel geplaatst, waarna de thyrsos door kon gaan voor een fallussymbool. De stengel werd versierd met klimopbladeren, waar soms honing vanaf droop. Er zijn verhalen die beweren dat de staf zelfs in een handomdraai kon worden veranderd in een vervaarlijk steekwapen. James Bond heeft zijn dodelijke paraplu dus niet van een vreemde. In onze huidige, goddeloze tijd staan reuzenvenkels echter werkloos in het landschap mooi te wezen. Zelfs het Olympisch Comité vond ze als vuurdrager onhandig en laat telkens nieuwe superdeluxe fakkels ontwerpen.
Ook de affodillen laten hun fraaie bloemen in stilte met de wind meewaaien, maar misschien dat zij nog wel een functie hebben. Er wordt gezegd dat elke affodil een gesneuvelde soldaat voorstelt. Geen wonder dat deze lelieachtige bloemen deze lente zo massaal zijn opgekomen. Het aantal soldaten dat dagelijks in Oekraïne sneuvelt blijft hoog. Geen reuzenvenkel die met een Olympische vredesmissie daar een eind aan kan maken.