Vorige week werd er in Plomari een zeven-en-een-halve meter grote en zwangere reuzenhaai (Cetorhinus maximus) de haven binnengebracht. Het arme beest, een planktonslurper van jewelste die de mens hoogstens kan verwonden met een mep van zijn staart, raakte in de zee bij Vatera verstrikt in een visnet en overleefde dat uiteindelijk niet.
Gisteren nam ik een duik in de zee bij Drotta (dat aan Vatera grenst). Voor de zekerheid zwom ik niet al te ver van het strand en bleef om me heen kijken, bedacht op zo’n klein zwart driehoekje dat met een noodvaart op me af kon komen. Want ik heb geen verstand van haaien, weet alleen dat ze in zee zwemmen en heb geen idee hoe je het verschil ziet tussen een kwaadwillende en een goedbedoelende haai. Ook al komen zwemmers hier nooit haaien tegen – enkel soms vissers die zich kilometers van het eiland begeven – je weet het maar nooit en zult maar net de verkeerde tegenkomen!
Dan zwem ik toch liever tussen de sardientjes, die een stuk kleiner zijn en werkelijk geen kwaad in de zin hebben. Maar stel je eens voor dat je terechtkomt in zo’n zwerm sardientjes die ten dode zijn opgeschreven en met tonnen tegelijk op de kust aanspoelen, zoals vorige maand in Chili gebeurde? Dat is dan wel weer een griezelscenario! Het land had al een verbod op het binnenhalen van sardientjes wegens overbevissing, dus dit is extra pech. Maar hier aan de andere kant van de aardbol zijn er nog genoeg van die zilveren rakkers en kunnen we ze met een gerust hart op onze borden laten glijden.
Er is weinig wat ik mis uit Nederland, maar één van die dingen is haring. Een reden temeer dat ik helemaal verslingerd ben aan de Griekse variant van haring: sardèlles pastès, oftewel gezouten sardientjes, die hier alleen in de zomer gegeten worden. Terwijl de eerste Hollandse Nieuwe met veel bombarie in Scheveningen aankomt, gebeurt dat hier met stille trom: begin zomer noemt de ober opeens sardèlles pastès en dan eet ik de hele voorraad op.
Een andere zeebewoner die ik niet graag tegenkom tijdens het zwemmen is de inktvis. Nu ben ik weliswaar niet bang dat er opeens een gigantisch achtpotig monster naar mijn benen grijpt (in de wateren rond Japan zijn enorme inktvissen van wel 3 meter waargenomen), maar zo eentje wiens poten ik gegrild op mijn bordje krijg en die je – als hij net gevangen is – met al zijn ledematen liefdevol omarmt, vind ik in zee toch wat griezelig.
Ik las een artikel waarin verteld werd, dat de inktvissen zich massaal vermeerderen. Een aantal jaren geleden was al een studie verschenen waarin werd gewaarschuwd dat de kwallenpopulatie de oceanen aan het overnemen was, maar nu komen daar dus ook inktvissen bij.
Inktvissen zijn heel intelligente dieren. Ze voorspellen voetbaluitslagen, weten op pientere wijze uit gevangenschap te ontsnappen en wie weet wat ze nog meer kunnen. Tot op heden ben ik nog nooit tijdens het zwemmen in aanvaring gekomen met een haai, sardientje of een inktvis, hoogstens een keer met de onzichtbare tentakels van een kwal. Maar wanneer je de wetenschappers mag geloven, is dat niet meer voor lang en loeren vanuit de duistere diepten van de zee onzichtbare gevaren op ons, zoals staat beschreven in de eco-thriller De zwerm van Frank Schätzing.
Misschien dat het eten van kwallen een kleine remedie is tegen de overvloed die ons te wachten staat. Geloof me of niet: deze gelatine-achtige plaaggeesten staan al jaren op de menulijst in Azië. Weliswaar worden de Lesvoriaanse kusten niet vaak geplaagd door deze lillende wezens, maar ik weet bijna zeker dat ze op volle zee in overvloed zwemmen. Kwal met paddenstoelen en komkommer? Probeer eerst maar eens ongeschonden een kwal op het droge te krijgen.
Met inktvis weten ze hier op het eiland wel raad: gefrituurde of gevulde kalamari, octopus in rode wijnsaus of ingelegd in azijn, of gegrilde octopuspoten. Bijna elk restaurant heeft wel een of meerdere van deze gerechten op de kaart staan.
De arme haai in Plomari werd in stukjes gehakt, het water in de haven bloedrood kleurend, en de stukken eindigden waarschijnlijk op de grill (wat zou je er anders mee willen doen?). In ieder geval vind je wél af en toe ruwe haai (Galeorhinus galeus; Grieks: galeos) op het menu, ook alweer zo’n haai voor wie je niet meteen het water uit hoeft te rennen, mocht je hem over de zeebodem zien rondneuzen. En hij is zeer smakelijk bovendien.
Stel je toch eens voor dat de sardientjes zich scharen achter kwallen en inktvissen om de zeeën te veroveren: dan zouden we ongelimiteerd sardientjes uit zee mogen vissen en zou ik me ongegeneerd te buiten kunnen gaan aan die overheerlijke Griekse variant van gezouten haring!