(Thomas Nast: Santa Claus in de Amerikaanse burgeroorlog, 1863)
Sinterklaas is vernoemd naar de bisschop van Myra, een heilig man die rond het begin van de vierde eeuw in Lycië (tegenwoordig Turkije) leefde. Nicolaas van Myra kwam uit een rijke Griekse familie en werd een geliefde priester. Pas na zijn dood kwamen er talrijke verhalen in de wereld over de wonderen die hij zou hebben verricht, waaronder de wederopstanding van drie kinderen die door een slager waren gedood. Ook gooide hij eens drie buidels met goudstukken een huis in, waar een armoedig gezin de bruidsschatten voor drie dochters bij elkaar moest sprokkelen. Tegenwoordig wordt er met pepernoten gestrooid rond 5 december.
Nadat een Grieks echtpaar Sinterklaas op de wereld had gezet, volgden eeuwen later Nederlanders met de Kerstman. Nederlandse kolonisten namen hun sinterklaasfeest mee naar Amerika. Daar veranderde de Goedheiligman gaandeweg in Santa Claus en dobberde het feest langzaam richting kerstdagen. In 1821 verscheen in Amerika het eerste geïllustreerde kerstgedicht: Old Santeclaus with Much Delight. Over een man met bruine baard, rode jas en Russische bontmuts, die zijn slee door een rendier liet trekken. Het was de eerste keer dat de Kerstman zijn entree maakte op kerstavond. Net als Sinterklaas sjeesde deze nieuwe klaas over de daken tussen een bos van schoorstenen door, die hij gebruikte om pakjes naar beneden te gooien. Twee jaar later verscheen in de New York Times het sinterklaasgedicht De Nacht voor Kerst, waarin maar liefst 8 rendieren werden geïntroduceerd: Dasher, Dancer, Prancer, Vixen, Comet, Cupid, Donner en Blitzen. Rudolph kwam later als negende rendier.
De Kerstman moest wel nog even wat gedaantewisselingen ondergaan. Thomas Nast, spotprententekenaar bij Harper’s Weekly, was een voorstander van de afschaffing van de slavernij, van burgerrechten en van de Republikeinen en gebruikte ook Santa Claus voor zijn karikaturen. Zijn eerste Kerstman – die in 1863 werd gepubliceerd – zat in zijn rendierslee tegenover soldaten in de burgeroorlog. Hij was gekleed in de sterren en strepen van de Amerikaanse vlag. In zijn handen bungelde een poppetje met een strop om de nek dat verdacht veel leek op de toenmalige president Jefferson Davies. Er werden maar liefst 33 Kerstmanprenten van Nast uitgegeven, de laatste in 1886. Daar zag de Kerstman eruit zoals hij nu door onze kerstdagen dartelt: een vrolijke, dikbuikige man met wit haar en witte baard, gekleed in een rood pak afgezet met witte bontranden.
Dankzij de tekeningen van Nast ging de Kerstman op de noordpool wonen, kreeg hij een werkruimte om cadeautjes te maken en gebruikte hij een dik boek waarin hij bijhield welke kinderen stout waren geweest. Andere tradities die hij gebruikte voor zijn tekeningen, waaiden over uit andere culturen, zoals de versierde dennenboom uit Duitsland of het schoentjes zetten uit Nederland. Dat was op de naamdag van Sint Nikolaas in de vijftiende eeuw een Nederlandse traditie: eerst in de kerk, waar rijke mensen de schoenen vulden en de opbrengst onder de armen werd verdeeld, en later in huis bij de schoorsteen. In Amerika werden schoenen vervangen door sokken.
Kerst was en is niet alleen vrolijkheid. Tijdens de donkere, koude kerstdagen zit de wereld vol met mythische, angstaanjagende figuren, meestal mannen die stoute kindertjes in een zak stoppen om ze te ontvoeren of op te eten: van de Nederlandse Zwarte Piet, de Zwitserse Schmützli en de West-Kaapse Antjie Somers, tot de Haïtiaanse Tonton Macoute. Charles Dickens’ creatie Mister Scrooge deed de kinderen dan wel niet in de zak, maar gunde ze ook geen cadeautjes.
In Griekenland hoef je alleen maar op te passen voor een soort kaboutertjes: de kalikantzari. Zij maken de dagen tussen Kerst en Driekoningen onveilig met kleine pesterijen die ze bij de mensen thuis uithalen. De zwart gemaakte en met bellen versierde mannen tijdens het carnaval in Mesotopos (Lesvos) lijken best wel wat op de Krampus die de Kerstman in de Alpen helpen: een centaurachtige duivel, bekleed met roestige bellen en kettingen. Maar dan is het carnaval en is niemand bang.
Al die enge kereltjes en kaboutertjes worden deze dagen onder de voet gelopen door mannen die dorst hebben naar macht. Ze jagen niet alleen kinderen maar de hele wereldbevolking schrik aan.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog bestonden er kerstbestanden zodat men even kon bijkomen van de bittere tijden. Tegenwoordig wordt er veel geld uitgegeven aan een warme en vrolijk verlichte kerstsfeer, maar zelfs Grootvadertje Vorst – de kerstman van Rusland en Oekraïne die op oudjaar kinderen pakjes brengt – vertikt het zijn magische stokje te gebruiken om de oorlog te bevriezen. Alle kerstmannen ten spijt: vrede op aarde is steeds verder te zoeken.