(Barbarossa van Lesvos; foto: internet)
Vorige week dacht ik dat er een zwarte piet aan de schoorsteen hing bij een Griekse vriendin: een bont gekleed poppetje, dat, toen ik het omdraaide, een zwart gezicht had, maar meer op een trol leek. Ik was vergeten dat ook in Griekenland er volk door de schoorsteen komt in de maand december: de kallikantzaros.
Deze kleine monstertjes proberen onder aarde de levensboom om te zagen. Met kerstmis, wanneer ze er bijna in zijn geslaagd de boom om te krijgen, mogen ze boven de grond komen. Dat vinden deze ettertjes zo leuk, dat ze de hele levensboom vergeten. Ze moeten echter wel oppassen voor water, vuur, licht en een kruis. Zodra de priesters op Epiphanie (6 januari met Driekoningen) het water hebben gezegend is de lol er af en gaan ze weer ondergronds, waar als door een wonder de levensboom weer als nieuw is en ze helemaal opnieuw moeten beginnen met zagen.
Kallikantzaros zijn een soort zwarte kaboutertjes, sommigen met bokkenpootjes, een ezelstaart of andere dierlijke aspecten. Ze hebben de grootste lol wanneer ze in een huis kunnen rondspoken, eten of drank kunnen bederven en de mensen angst aan kunnen jagen door meubels te verplaatsen en nog meer van die gein.
Om deze pestkoppen buiten de deur te houden kun je een vuur in de open haard de hele nacht brandende houden, of een boomstam dat dagenlang brandt, een zeef of een bundel vlas aan de voordeur hangen (Kallikantzaros tellen graag, maar enkel tot twee, zodat je ze zo buiten de deur een hele nacht kunt bezighouden), of een zwart kruis op de voordeur tekenen.
Wanneer er een kind met kerstmis wordt geboren, heb je helemaal de poppen aan het dansen. Zo’n kerstkind kan in een kallikantzaros veranderen. Om het te beschermen, moeten er rond de baby strengen knoflook worden opgehangen.
Geen enkele bevolkingsgroep in Griekenland maakt zich druk over hoe een kallikantzaros eruit ziet. Hun kleur varieert per regio, maar de meeste zijn zwart. Griekenland kende geen zwarte slaven. De meeste slaven die in de Griekse huishoudens werkten waren blank. Sterker nog, velen van hen waren ook nog eens Grieks. Al sinds de oudheid werden er in Griekenland slaven gehouden, want waar oorlog werd gevoerd, viel buit te halen en die bestond uit kostbare goederen én verliezende burgers die als slaven werden weggevoerd. Dat was overigens over bijna de hele wereld zo en de oude Griekse schrijvers en filosofen zagen er dan ook niets verkeerds in. In het Romeinse Rijk bloeide de slavernij als nooit tevoren en in elke stad vond je wel een slavenmarkt. Na Rome was de grootste slavenmarkt in Ephesus en ook het Griekse eilandje Delos stond bekend om zijn slavenmarkt.
Reeds in de Romeinse tijd maakten piraten de Middellandse zee onveilig, maar vanaf de 16de eeuw werd de piraterij er een ware plaag, nadat in Noord-Afrika politieke chaos was ontstaan. Kleine vrijgevochten berbergemeenschappen kozen het ruime sop om schepen aan te vallen en kuststreken te plunderen. De grootste buit waren mensen die als slaven naar Noord-Afrika werden gevoerd. De historicus Robert C. Davies heeft uitgerekend dat er tot de 19de eeuw alleen al rond Algiers, Tripoli en Tunis wel 1 tot 1,25 miljoen slaven waren (in tegenstelling tot zo’n half miljoen Afrikaanse slaven, die naar Amerika werden gebracht).
De piraten rond de Middellandse zee stonden bekend als Barbarijse zeerovers en terroriseerden vooral de mediterrane kusten. Na talloze zeeslagen en bombardementen op piratennesten (waarvan de machtigste en laatste Algiers was), wisten zeemachten zoals Engeland, Spanje, Frankrijk, Nederland én de pas opgerichte Verenigde Staten tijdens de zogenaamde Barbarijse oorlogen de kusten en zeeën rond 1830 veilig te krijgen.
Zeerovers kwamen niet alleen uit het Ottomaanse Rijk of uit Afrika. De Engelse Jack Ward, maar ook de Nederlanders Simon de Danser (Zymen Danseker) en Ivan Dirkie de Veenboer (Sulayman Reis) kon je maar beter niet tegenkomen op zee. De meest bekende zeerovers echter kwamen uit Lesvos: Oruç en Hizir Hayreddin, beter bekend als de gebroeders Barbarossa. Wat Lesvos niet vrijwaarde van piraterij.
Niemand haalde het in zijn hoofd om in die tijd aan zee te wonen. Misschien dacht het dorp Pètra dat de Maria-Glikofiloessa kerk hen genoeg kon beschermen. In 1675 bracht de Franse piraat Hugo de Crevellier een bezoekje aan het dorp en liet niet alleen rokende puinhopen achter, maar nam ook zo’n 500 dorpelingen mee om ze in Noord-Afrika als slaven te verhandelen. Ook het klooster in Mandamados werd aangevallen door piraten, maar hier gaat het verhaal dat alle monniken werden gedood, op één na. Die wist te ontsnappen en maakte als dank met klei en het bloed van zijn broeders een icoon, nu bekend om zijn wonderen.
Piraten hebben natuurlijk niets met Kerst of kallikantzaros te doen. Alhoewel… als je een ets van Barbarossa ziet, zou het zomaar een grote kallikantzaroi kunnen zijn, óf een zwarte Piet. Alleen was het met de slavernij rond de mediterrane kusten net omgedraaid: veelal blanke christenen werden slaaf van donkere moslims. Zouden de kallikantzaroi daarom kleine zwarte mannetjes zijn?
Fijne feestdagen