Er wordt wel eens gezegd dat Nederlanders het altijd over het weer hebben; hier op Lesvos lopen echter echte kampioen weerpraters rond. Zeker wanneer het weer onregelmatige trekjes vertoont – zoals met al die regen die er de afgelopen twee maanden is gevallen – is er haast geen ander gesprek mogelijk. Vroeger waren de Grieken aangewezen op de goden met wie ze het op een akkoordje probeerden te gooien, bijvoorbeeld om de zon te zien schijnen.
Agamemnon ging daarin wel heel ver. Hij was op weg met zijn leger naar de oorlog rond Troje, toen hij ruzie kreeg met jachtgodin Diana: die legde de winden stil, zodat hij niet kon uitzeilen. Om de winden weer in beweging te zetten, offerde Agamemnon zijn eigen dochter Iphigenia.
Ook Odysseus had mot met de winden. Moe gestreden in Troje, werd hij op zijn tocht naar huis op het eilandje Aeolië hartelijk ontvangen door de opperwindgod Aeolos. Hij onderhield zijn gastheer met smakelijke verhalen over de kleurrijke strijd en Aeolos bedankte Odysseus met de westenwind, die hem terug naar Ithaka zou blazen, waar Odysseus’ vrouw Penelope met smacht op haar man wachtte. Aeolos gaf zijn gast ook een zak met de andere winden, die echter niet geopend mocht worden. Met zicht op Ithaka was Odysseus zo moe, dat hij even een dutje ging doen. Zijn manschappen die al een tijd hadden gespeculeerd wat er in de zak kon zitten, maakten van de gelegenheid gebruik en openden de zak, in de hoop er goud en juwelen in te vinden. Het waren echter de andere winden, die op volle sterkte uit de zak vlogen en de boot weer terug bliezen naar Aeolië, waar Aeolos geen medelijden had en Odysseus van het eiland gooide: zo begon de lange, beroemde terugtocht van deze Trojaanse held.
Chione is de naam van de Griekse godin van de sneeuw. De regen heeft echter geen eigen god. Al dat hemelwater dat naar beneden plenst, wordt gestuurd door de oppergod Zeus, die ook verantwoordelijk is voor donder, bliksem en regenbogen. Zeus is een humeurige god en o wee wanneer je hem kwaad maakt!
En kwaad is hij op dit moment. Hij geselt het land – in ieder geval Lesvos – met tonnen vol water dat uitmondt in ontelbare nieuwe rivieren en watervallen, die van olijfvelden verraderlijke moerassen maken, huizen en kelders doen onderlopen en zo de mensen wanhopig maken, want er is geen dweil tegen opgewassen. Keer op keer jagen donderende wolken over het eiland om hun water te lozen.
Heel lang geleden was Zeus op ’n dag enorm kwaad, en hij liet – net als nu – zó veel regen op Griekenland los, dat de dalen zich met water vulden, de velden onderliepen en het waterpeil boven bomen, dorpen en steden steeg. Prometheus fluisterde zijn zoon Deukalion in dat hij snel een boot moest bouwen, en zo overleefden alleen hij samen met zijn vrouw Pyrrha deze rampzalige vloed. Het stel strandde op de berg Parnassos.
Wat opvalt in deze Griekse versie van de Ark van Noach, is dat er geen dieren aan te pas kwamen. Het is meer een soort scheppingsverhaal, want toen Deukalion bij Zeus te rade ging over hoe hij de wereld weer vol leven kon blazen, kreeg hij te horen dat hij met het hoofd naar beneden de botten van zijn moeder over zijn schouders moest gooien. Hij en Pyrrha interpreteerden “moeder” als moeder aarde en gooiden stenen over hun schouders, die in mensen veranderden: en zo begon de mensheid aan een nieuwe start op aarde.
Die nieuwe mensen geloofden heilig dat Poseidon verantwoordelijk was voor vulkanische uitbarstingen en aardbevingen, en dat de godin Athena de wereld in mist kon hullen. Maar langzamerhand begonnen mensen zich ook te realiseren, dat het weer niet alleen afhankelijk was van de luimen van de goden. Zo schreef de Griekse dichter Hesiodos, tijdgenoot van Homeros, het gedicht Werken en dagen dat veel op een almanak lijkt: het staat vol met aanwijzingen voor boeren, bijvoorbeeld met welke sterrenstand zij het beste konden zaaien of oogsten, of wanneer de zeelui het beste konden uitvaren.
Ook Aristoteles was een man die altijd het weer observeerde. Hij beschreef in zijn Meteorologica de meest uiteenlopende weersverschijnselen, zoals sneeuw, hagel, onweer of wervelwinden, die hij probeerde uit te leggen zonder er een god bij te halen. Zo vergelijkt hij de wind die knisperend lawaai veroorzaakt als het een houtvuur doet oplaaien, met de wind die door wolkenformaties raast en zo donderslagen veroorzaakt. Hij had het nog lang niet bij het rechte eind, maar feit is dat langzaam maar zeker de goden hun macht over het weer verloren dat steeds beter werd verklaard door rede en verstand.
Tegenwoordig zou niemand het in zijn hoofd halen om zich tot Zeus te wenden en hem te vragen alsjeblieft te stoppen met die regenvloed. Toch geloof ik wel dat er Grieken zijn die stiekem in hun favoriete kerkje een kaarsje opsteken om de goden te smeken de zondvloed te stoppen. Gezien het aantal kerkjes op het eiland hebben al die goden het eiland nog lang niet verlaten.