(De Zwarte den op de Profitis Ilias)
Ongeveer een kwart van Lesvos staat vol met olijfbomen, een vijfde deel is bedekt met uitgestrekte bossen. Het beroemdste is uiteraard een bos dat al lang niet meer bestaat: het versteende woud dat zich uitstrekt over een groot deel van het westen van het eiland. Wie weet was het gehele eiland ooit bedekt met alleen maar bos. Daar stonden zelfs reusachtige sequoia’s tussen. Maar die tref je tegenwoordig niet meer aan in de huidige bossen die voornamelijk bestaan uit dennen-, eiken- en kastanjebomen.
Wetenschappers zijn vooral geïnteresseerd in de in Europa bedreigde zwarte den (Pinus nigra). Ze zijn erg gewild in de farmaceutische industrie. Op Lesvos staan deze bomen voornamelijk op de hellingen van de berg Olympos en op die van de berg Profitis Ilias in het westen. De zwarte dennen op de Olympos worden belaagd door een soortgenoot, de Turkse den (Pinus brutia), waardoor de zwarte-dennen-gemeenschap zienderogen slinkt. De zwarte dennen op de flanken van de Profitis Ilias hebben nog geen vijand en hoeven alleen maar te vrezen voor een eventuele bosbrand.
De wuivende toppen in de bossen geven magische windconcerten en fluisteren volop verhalen. Tussen de bomen door zoeken kronkelige paden zich een weg naar de toppen en dalen van bergen en heuvels, en doen er alles aan om je te laten verdwalen. De bossen boden dan ook door de eeuwen heen een ideale schuilplaats voor vluchtende mensen. Zoals in de achtste eeuw, toen ene Agathon, een priester uit Jeruzalem, de naar Lesvos verbannen keizerin Irene van Byzantium wilde verrassen met een icoon van Maria, die door de apostel Lucas was geschilderd. Toen Agathon op het eiland aankwam, was Irene echter gestorven en moest hij een veilige plek vinden voor zijn schat. Hij verschool zich in het berggebied rond de Olympos, waar tenslotte een nederzetting ontstond die uitgroeide tot het nu zo idyllische bergdorp Ayasos.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verborgen verzetslieden zich in de bossen tussen Parakila en Pteroenda, vlakbij een verborgen Maria kerkje, Panayia Krifti, even beneden een van de vele wegen die langzaam naar de top van de Profitis Ilias slingeren. In april/mei verbergen deze bossen ook zoet geurende, gele rododendrons, die als felgele rivieren langs de donkere bomen stromen: de enige plek in Europa waar ze groeien. De schitterende top van de Profitis Ilias verrast bovendien met een monumentale zwarte den, die – krom van oudheid – dromerig van het majesteitelijke uitzicht staat te genieten.
Tijdens de Griekse burgeroorlog waren het communisten die onderdak in de donkere bossen van Lesvos zochten. Zo kan het gebeuren dat je tijdens een urenlange zwerftocht diep in een bos geconfronteerd wordt met een herdenkingsbord waarmee een gesneuvelde strijder wordt herdacht. Zoals kapitein Dimitris Pitaoulis, die in december 1947 stierf in de bossen nabij Megali Limni, ook al was dat wegens een kogel uit eigen geweer.
In de centraal gelegen bossen vond je vroeger zelfs nog een nomadenvolk dat leefde van houtkap en houtbewerking. Bewoners van dorpen zoals Ambeliko trokken daar doordeweeks de bossen in om hars te oogsten, sliepen er in primitieve hutjes en gingen alleen in de weekenden naar huis.
Zo herbergen de bossen van Lesvos volop sporen van een bewogen geschiedenis: oude hutten waar ooit harsarbeiders sliepen, roestige bakjes tegen de bomen gespijkerd om de hars op te vangen, een in elkaar gevallen kafenion in niemandsland, de restanten van een kabelbaan die ooit de hars naar de Golf van Kalloni vervoerde, mysterieuze grotten waar wie weet wie zich heeft schuilgehouden, eenzame kapelletjes, trotse kerkjes en flets verkleurde herdenkingsborden.
En de geschiedenis schrijdt voort. In april zou er midden in de bossen een gloednieuw vluchtelingencentrum moeten openen, schuin boven het Tavros plateau (boven Pigi en Komi), een beschermd en brandgevaarlijk natuurgebied. Nu verbergt de staat mensen in het bos, en gelet op de plannen is het wel duidelijk, dat dit niet zomaar een kamp wordt maar een gevangenis met wachttorens en volop moderne bewakingsapparatuur.
En zelfs al was het een open kamp, dan geloof ik nog niet dat vluchtelingen de rustige en eenzame omgeving van fluisterende bomen zullen waarderen, dat ze blij zullen zijn met eetbare paddestoelen in de herfst of kleurrijke bloemen in de lente. Alsof ze gevlucht zijn om op Lesvos “Walden” van Henry David Thoreau* nieuw leven in te blazen. Het dichtstbijzijnde dorp is kilometers ver weg, laat staan dat de hoofdstad lopend is te bereiken. Deze mensen zullen de bossen niet dankbaar zijn voor de bomen die onzichtbaar maken. Hoe ziek is Europa, dat het dit allemaal laat gebeuren!
* “Walden” is een beroemd boek uit 1854, over het tweejarig verblijf van de schrijver Henry David Thoreau in een primitieve hut in de bossen in Amerika.