Een dagje op pad met een plantenkenner.
Als kind spaarde je sigarenbandjes, suikerzakjes, postzegels of speldjes die je bij levensmiddelen kreeg. Wanneer de kinderen groot zijn, worden de dozen en albums in de kast geschoven en meestal vergeten. Veel mensen krijgen pas op latere leeftijd weer zo’n verzamelwoede.
Eigenlijk zijn de vogelspotters en botanici die hier op het eiland komen, ook zulke verzamelaars. In plaats van een voorgeprint album, waarin je postzegels kon plakken op al afgebeelde tekeningetjes, hanteren zij de boeken van de hun voorgegane wetenschappers die hebben vastgesteld wat ergens moet groeien, bloeien en vliegen.
Vorige week schreef ik al dat er hier op Lesvos zo’n 46 verschillende soorten libellen zijn en zo’n 320 soorten vogels. Het aantal van verschillende planten hier op het eiland wordt op zo’n 1400 à 1500 stuks geschat. Ga daar maar eens aan staan om die allemaal te zoeken én te documenteren.
Afgelopen week ging ik op stap met twee plantenkenners, die elkaar pas die dag hadden ontmoet. De les werd echter al snel duidelijk: op stap gaan met één plantenkenner is leuk en heel interessant. Maar op stap gaan met twee plantenkenners die elkaar nog moeten laten zien wat zij kennen, is een onmogelijke zaak: ze kruipen met hun neus in het lange gras en je kunt wachten tot je een ons weegt, maar ze komen geen stap verder, want dat gedebatteer over namen, soorten, vormen en kleuren duurt een eeuwigheid.
Gisteren ging ik dus op pad met maar één plantenkenner, wat ook al wat geduld vereist, want het is op dit moment niet alleen hoogseizoen voor de vogelspotters, maar ook voor de plantenliefhebbers. Het eiland kent oneindige aantallen bloemenzeeën en op iedere wandeling kom je wel weer wat nieuws tegen, wat dan zorgvuldig moet worden gefotografeerd en gedocumenteerd. De tocht voerde ditmaal van Lafionas (bij Petra) naar Klapados, een dorp waarvan de huizen sinds de Turken er in de jaren 20 verjaagd zijn (er wordt gefluisterd: uitgemoord zijn), volledig zijn prijsgegeven aan de alles overwoekerende natuur.
Bij een grote, donkerrode Aronskelk (Arum dioscoridis) aan de voet van een klaterende waterval dacht ik nog: misschien had ik beter thuis kunnen blijven. Terwijl ik op de plantenkenner wachtte, liep ik wat achter een schildpad aan, die verdwaald over het pad kroop, inspecteerde ik de omgeving op zoek naar nieuwe planten en probeerde wegwijs te worden uit het uitbundige vogelgefluit dat door de bomen schalde. Een eindje verder echter had ik helemaal geen spijt meer dat ik was meegegaan: tulpen!
Ik moet bekennen dat ik nog steeds een Hollandse ben met een heel groot zwak voor tulpen. Natuurlijk is het nu wel bekend dat tulpen oorspronkelijk helemaal niet uit Nederland komen, maar uit Centraal-Azië. Het zijn echter wel de Nederlanders die de tulpen vanaf de 16de eeuw hebben gecultiveerd tot die bonte soorten eigenwijze bloemen, die je nu in de hele wereld aantreft.
Het was de Oostenrijkse ambassadeur in Turkije die in de 16de eeuw de eerste tulpen meebracht voor zijn vriend Carolus Clusius, die in de keizerlijke plantentuin in Wenen werkte. Daarna werd Clusius hoogleraar te Leiden en nam de tulp mee naar Nederland. Clusius was gek met tulpen. Hij cultiveerde ze en kreeg als resultaat prachtige kleuren. In 1592 publiceerde hij het eerste boek over tulpen en stak meer mensen aan met zijn tulpenenthousiasme. Uiteindelijk ontstond in Nederland tussen 1630 en 1637 de ’tulpenmanie’, een soort hype in tulpenbollen die op de beurs werden verhandeld. Een tulpenbol kostte in die hoogtijdagen nog meer dan een Amsterdams grachtenpand! Toen de windhandel ineenstortte, bracht dat duizenden handelaren financieel aan de rand van de afgrond.
Wanneer je de tulpen hier in het wild aantreft (in dit geval: Tulipa aegenensis, de Egeïsche tulp) , vraag je je af hoe het komt dat zulke nederige bloemen zo’n rijke geschiedenis hebben. Wanneer je niet oppast, verwar je ze in de verte met klaprozen en rode anemonen, die ook nog overal staan te bloeien, maar die beide lang niet zo beroemd zijn geworden als de tulp.
Tulpen groeien hier op het eiland meestal in de bergen, op een bepaalde hoogte (ik schat zo v.a. 500 meter). Vorig jaar dacht ik nog dat je de Olympos of de Lepetimnos helemaal moest beklimmen, wilde je tulpen zien en met mijn hoogtevrees vond ik die tocht vorig jaar helemaal niet zo leuk, vooral omdat ook de tulpen goed beschermd heel ver weg achter een hek stonden. Maar nu stonden ze zo dichtbij huis en kon ik ze zelfs aanraken… Het kostte me erg veel moeite om geen bos tulpen te plukken!
Na de Aronskelk en de Tulp kregen we nog een verrassing: een heel eigenaardige bloem, die sterk op Vogelmelk leek. Alleen hielden alle bloemen krampachtig een forse bal vast. Een plant met ballen dus. Ik dacht nog even dat het kikkererwten waren; die vorm had die groene bal, en ik moet tot mijn schande bekennen dat ik nog steeds niet de planten heb gezien die kikkererwten voortbrengen. Een plantenkenner weet echter waar hij moet zoeken en na het raadplegen van talrijke boeken over planten hier in het Egeïsche gebied kwam de naam er aan: een vruchtdragende Vogelmelk (Ornithogalum sphaerocarpum), wat een zeldzaamheid is, omdat ze niet elk jaar vrucht dragen, alleen onder speciale omstandigheden. Welke deze speciale omstandigheid kunnen zijn, geen idee…
Ik ga u niet weer lastigvallen met rijen mooi klinkende namen van al de bloemen die we verder nog hebben gezien. We liepen kniehoog door bontgekleurde bloemenweides waar het fanatieke gezoem van de bijen in je oren tetterde en de bedwelmende geur van honing uit opsteeg, alsof je het huis van een imker binnenliep. (Maar pas op: afgelopen week belandde een vrouw in het ziekenhuis, na een hele reeks bijensteken die ze opliep, toen ze langs een aantal bijenkorven liep.)
We liepen langs bosranden waar fel gekleurde, gele Oriëntaalse voorjaarszonnebloemen (Doronicum columnae) oplichtten in het donkere kreupelhout, we zagen de mysterieuze Viagra plant (Dracunculus vulgaris) die haar bladeren ontvouwde, we roken al die geuren, zagen zoveel kleuren en tenslotte kon ik het niet laten om met een bosje hemelsblauwe korenbloemen naar huis te gaan.
Verzamelen is leuk, vooral als je zo’n 1450 planten te gaan hebt. Maar soms duizelt het je wel eens, omdat al die planten verspreid staan over zo’n groot eiland. Je moet maar net op de goeie tijd er zijn, want bloemen houden zich nu eenmaal niet aan een strakke kalender en je kunt niet overal tegelijk zijn. Nog een aantal weken duurt deze bloemengekte en dan gaan we over naar uitdrogende landschappen. Ach, kon het maar eeuwig lente zijn…