Hersenspinsels op Nissiopi

De tectonische platen onder het eiland zullen het dansen nooit opgeven. Met kleine pasjes schuren en schuiven ze af en toe langs elkaar, een tango 2.0 in slow motion en niemand die weet of ze weer in slaap zullen vallen of een up tempo zullen inzetten: we zijn nog steeds overgeleverd aan de nukken van de goden, óf van moeder natuur.

Enkele dagen geleden bezocht ik tijdens een excursie het eilandje Nissiopi, het nieuwste deel van het versteende bomen-park van het Natural History Museum of Lesvos in Sigri. Daar werd mijn fantasie behoorlijk geprikkeld: ik probeerde me in te beelden wat er zou gebeuren als de aarde wraak zou nemen op ons desastreus gebruik van haar rijkdom en bijvoorbeeld voluit haar vulkanen open zou zetten. We zijn aan natuurrampen gewend: een storm hier, een overstroming daar, een tsunami verderop. Maar de krachten die hier miljoenen jaren geleden op het eiland werden losgelaten, zijn ongekend. Rotsblokken en lava spuwende bergen, die met onmenselijke krachten hun binnenste uitkotsten, vuurzeeën, vloedgolven en aardbevingen veroorzakend; dat moet de hel op aarde zijn geweest!

Overal op Lesvos zie je getuigen hiervan: grote rotsblokken slordig in een landschap gesmeten, vulkanisch gesteente in kunstzinnige vormen geduwd of gegoten en andere indrukwekkende rotsformaties. Het eiland moet een behoorlijke opdonder hebben gehad. De mooiste vondsten echter zijn te danken aan een gelukje bij een ongeluk: na de vuurzeeën ranselden stortregens met zoveel verkoelend water het geteisterde gebied dat een groot deel van de bomen niet verkoolde maar versteende. De bodem van Lesvos ligt er vol mee, zo ook het eilandje Nissiopi.

Aan mijn voeten een klein strand vol versteende boomstronken en stukken ervan, als onschuldige rotsen in zee, hun gladde oppervlaktes glinsterend in de zon. Bruin, rood, maar ook geel, oranje, groen, blauw, deze fossielen leken wel aangespoelde schatten uit de grot van Ali Baba: het inwendige hout vaak omgetoverd in half edelgesteente. Mijn vingers jeukten om wat van de kleinere brokstukken die tussen het zand lagen te schitteren op te pakken. Maar de gids had het duidelijk gezegd: “Niets aanraken!” Ik heb me gedragen met de wetenschap dat ik al van die kleine juweeltjes had, gevonden op andere stranden waar de golven ze zorgeloos aan het zand toe vertrouwden. Ik keek rond op dit verbazingwekkend stukje strand, beschut door lavawanden die ook nog enkele versteende bomen prijsgaven. Veel stukken stam stonden nog rechtop, met hun wortels diep in de grond genesteld. Ik stond in een miljoenen jaar oud bos.

“Vroeger was hier nog geen zee”, zei de gids en ik keek verwonderd uit over de eindeloze watermassa die zich hemelsblauw voor me uitstrekte. Waar was het water dan, in die dagen? Ik wist dat Lesvos miljoenen jaren terug deel uitmaakte van het Aziatische plat. Gewoon, vasteland.

Ik keek naar de diverse lagen vulkanisch afval die zich hadden gestapeld onder blootgelegde heuvels en ik huiverde: stel je voor dat je een dagje uit was in dit bos, dat bestond uit enorme mammoetbomen (sequoia’s), hun kruinen tot soms honderd meter in de lucht reikend. Net wanneer je een laken had uitgespreid naast zo’n giga boomstam en de picknickmand opende, hoorde je een gedonder in de verte dat als een razende op je af kwam. Het kon heel snel gaan, bewijzen de opgravingen in Pompeij, waar mensen levend werden begraven. De bomen stonden misschien gezellig te keuvelen met elkaar en opeens werd het donker. Dikke, grijze wolken as daalden neer tussen hun kruinen en takken, als in een zwarte sneeuwstorm, en maakte de zuurstoftoevoer onmogelijk. Zo stierven de bomen en alles wat eronder leefde: een verstikkingsdood. Sommige exemplaren waren met stromen modder of andere vloeibare vulkaanuitwerpselen meegesleurd en liepen vast op het eiland (wat toen nog geen eiland was). Misschien bestaat het eilandje wel enkel uit deze gevloerde bomen, klem geraakt in een geknakt bos, ingebed in meters as en uitgebraakte stenen.

De afwezigheid van de zee daar op dat eilandje liet me echter niet los. Hier moest een fascinerend oerbos zijn geweest vol bomen, die pas sinds ze vereeuwigd waren in de as, kennismaakten met de zee, die geduldig maar vastberaden, steeds meer begon te knabbelen aan as en andere lagen, zodoende de bomen bevrijdend.

Nu met de opwarming van de aarde ook de zeespiegel telkens wat hoger komt, zou je de neiging hebben te zeggen dat dit helemaal geen nieuw fenomeen is, maar dat het zeewater al sinds miljoenen jaren langzaam maar zeker het land opkruipt. Dat de dalen langzaam volliepen met water en zodoende eilanden ontstonden. Maar de meeste Griekse eilanden zijn ontstaan na forse aardbevingen die de aardkorst flink deed scheuren en kantelen, hele dorpen opslurpend, zoals Ancient Pyrrha in de golf van Kalloni.

Het zal je maar gebeuren: leef je riant in een uitgestrekt rijk, schudt de aarde even en hoppa, daar staat je huis dan opeens op een eiland, omringd door water, berghellingen verdwijnend in zee, alleen de toppen nog uitstekend boven de golven. De Griekse eilanden schijnen dan ook uitlopers van de Alpen te zijn. Wanneer de Goden besloten om het Griekse eilandenrijk te creëren, daar ben ik nog niet achter. Alleen dat het lang niet zo lang geleden is als toen de mammoetbomen verdwenen onder de as.

Versteende bomen kun je natuurlijk niet vergelijken met ‘schattige’ prehistorisch-aandoende dieren die bijvoorbeeld op de Galapagos eilanden rondlummelen. Toch durf ik te zeggen dat Lesvos en Nissiopi voor de wetenschappers net zo’n groot walhalla is als de Galapagos eilanden. Misschien vallen er wat minder dieren te knuffelen voor de bezoekers, maar de fraaie, oeroude bomen en hun omgeving waarin ze zijn gevonden doen je fantasie snel op hol slaan over de fascinerende, dodelijke fratsen van moeder aarde.